Verschillende verklaringen zijn hiervoor genoegzaam gedocumenteerd. Vrouwen zijn bijvoorbeeld bij hun eerste hartinfarct ouder dan mannen, omdat ze op jongere leeftijd beschermd worden door oestrogenen. Na het opkomen van de symptomen bereiken ze vaak minder snel het ziekenhuis. Dat heeft, althans gedeeltelijk, te maken met het feit dat oudere vrouwen vaker alleen wonen dan mannen. Daarnaast is er de atypische presentatie van coronaire syndromen bij de vrouw. Maar een recente Amerikaanse studie toont aan dat er wel meer aan de hand is. Uitgangspunt was een goed gedocumenteerd register van zowat 2.500 patiënten die een percutane coronaire interventie (PCI) kregen voor een hartinfarct met ST-elevatie.

Biologische factoren hebben de hand in de slechtere prognose bij vrouwen

Ook in deze studie waren de vrouwelijke patiënten ouder dan de mannen en vertoonden ze meer comorbiditeit. De tijdspanne tussen het optreden van de symptomen en de aankomst in het ziekenhuis was 40 minuten langer bij vrouwen dan bij mannen (280 versus 240 minuten).

Reperfusie hapert

Daarnaast bleek uit de cijfers dat vrouwen na 30 dagen een hogere mortaliteit hadden dan mannen, ook na correctie voor ongunstige voorspellers zoals leeftijd en comorbiditeit. Dat wijst erop dat biologische factoren een rol spelen. Het verschil in mortaliteit tussen mannen en vrouwen bestond alleen in de subgroep van patiënten die zich laattijdig aandienden (120 minuten na het optreden van de symptomen). Maar toch zag men dat er ook bij de vroegtijdige aanmelders al een verschil bestond in het nadeel van de vrouwen: de doorbloeding van de hartspier na PCI - gekwantificeerd door de TIMI-score - was minder goed bij vrouwen. De gegevens van het register leverden hiervoor geen verklaring. Maar één mogelijkheid is microvasculaire schade, waar vrouwen bijzonder gevoelig voor blijken te zijn. Bij microvasculaire schade zwelt het endotheel in de kleinere arteriële vertakkingen, waardoor de bloedstroom vertraagt. Mogelijk spelen ook nog andere factoren in het nadeel van de vrouwen, zoals een anatomisch kleinere doormeter van de slagaders, een heftiger ontstekingsrespons en coronaire spasmen in de dagen na de PCI.

De gecorrigeerde mortaliteit bedroeg in deze studie 4,8% versus 2,5% bij mannen. Middelen om de dubbele handicap van een laattijdige aanmelding en minder goede reperfusieresultaten bij vrouwen te overbruggen, ontbreken vooralsnog. Het ziet er naar uit dat zowel het medicamenteuze beleid als de procedure een vrouwspecifiek karakter moet krijgen. Voorlopig blijft de wens naar een intensieve gegevensinzameling bij vrouwen in de literatuur weerklinken.

J Am Heart Assoc. 2019;8: e011190. DOI: 10.1161/JAHA.118.011190.

Verschillende verklaringen zijn hiervoor genoegzaam gedocumenteerd. Vrouwen zijn bijvoorbeeld bij hun eerste hartinfarct ouder dan mannen, omdat ze op jongere leeftijd beschermd worden door oestrogenen. Na het opkomen van de symptomen bereiken ze vaak minder snel het ziekenhuis. Dat heeft, althans gedeeltelijk, te maken met het feit dat oudere vrouwen vaker alleen wonen dan mannen. Daarnaast is er de atypische presentatie van coronaire syndromen bij de vrouw. Maar een recente Amerikaanse studie toont aan dat er wel meer aan de hand is. Uitgangspunt was een goed gedocumenteerd register van zowat 2.500 patiënten die een percutane coronaire interventie (PCI) kregen voor een hartinfarct met ST-elevatie. Ook in deze studie waren de vrouwelijke patiënten ouder dan de mannen en vertoonden ze meer comorbiditeit. De tijdspanne tussen het optreden van de symptomen en de aankomst in het ziekenhuis was 40 minuten langer bij vrouwen dan bij mannen (280 versus 240 minuten).Daarnaast bleek uit de cijfers dat vrouwen na 30 dagen een hogere mortaliteit hadden dan mannen, ook na correctie voor ongunstige voorspellers zoals leeftijd en comorbiditeit. Dat wijst erop dat biologische factoren een rol spelen. Het verschil in mortaliteit tussen mannen en vrouwen bestond alleen in de subgroep van patiënten die zich laattijdig aandienden (120 minuten na het optreden van de symptomen). Maar toch zag men dat er ook bij de vroegtijdige aanmelders al een verschil bestond in het nadeel van de vrouwen: de doorbloeding van de hartspier na PCI - gekwantificeerd door de TIMI-score - was minder goed bij vrouwen. De gegevens van het register leverden hiervoor geen verklaring. Maar één mogelijkheid is microvasculaire schade, waar vrouwen bijzonder gevoelig voor blijken te zijn. Bij microvasculaire schade zwelt het endotheel in de kleinere arteriële vertakkingen, waardoor de bloedstroom vertraagt. Mogelijk spelen ook nog andere factoren in het nadeel van de vrouwen, zoals een anatomisch kleinere doormeter van de slagaders, een heftiger ontstekingsrespons en coronaire spasmen in de dagen na de PCI. De gecorrigeerde mortaliteit bedroeg in deze studie 4,8% versus 2,5% bij mannen. Middelen om de dubbele handicap van een laattijdige aanmelding en minder goede reperfusieresultaten bij vrouwen te overbruggen, ontbreken vooralsnog. Het ziet er naar uit dat zowel het medicamenteuze beleid als de procedure een vrouwspecifiek karakter moet krijgen. Voorlopig blijft de wens naar een intensieve gegevensinzameling bij vrouwen in de literatuur weerklinken. J Am Heart Assoc. 2019;8: e011190. DOI: 10.1161/JAHA.118.011190.