Een Zweedse groep (V. Liakopoulos et al. OP04-23) heeft de gunstige effecten en de mogelijke bijwerkingen van bariatrische chirurgie (postoperatieve complicaties) onderzocht. Daar is nog niet veel over bekend.

De onderzoekers hebben de postoperatieve resultaten geanalyseerd bij 5.321 zwaarlijvige type 2-diabetespatiënten die een maagoverbrugging hadden ondergaan. Ze zijn daarvoor uitgegaan van de gegevens van het Scandinavische register van obesitaschirurgie, het Zweedse diabetesregister en andere Zweedse gegevensbanken. Die 5.321 patiënten werden vergeleken met 5.321 zwaarlijvige type 2-diabetespatiënten van dezelfde leeftijd en hetzelfde geslacht en met eenzelfde BMI, die geen bariatrische chirurgie hadden ondergaan. Alle patiënten werden gevolgd gedurende hoogstens negen jaar.

De resultaten bevestigen de waarde van bariatrische chirurgie: daling van de totale sterfte met 49%, daling van het risico op hart- en vaataandoeningen met 34% en gunstig effect op het optreden van ernstig nierlijden.

Daartegenover staat echter een significant hoger risico op complicaties op korte termijn:

  • 2,5-maal hoger risico op galweg- en galblaasproblemen,
  • 5,4- tot 9,5-maal hoger risico op maag-darmulcus en gastro-intestinale reflux,
  • 5,5-maal vaker buikpijn en maag-darmproblemen, waarvoor 3,3-maal vaker een nieuwe heelkundige ingreep diende te worden uitgevoerd.

Te vermelden op langere termijn:

  • 92% hoger risico op anemie,
  • hogere vatbaarheid voor ondervoeding en overmatig alcoholgebruik (x 3),
  • hogere waarschijnlijkheid van psychiatrische problemen (+ 33%).

Daarom raden de onderzoekers aan die patiënten op lange termijn te volgen en te ondersteunen om de gunstige effecten te maximaliseren en het risico op negatieve effecten op min of meer lange termijn tegen te gaan.

Een groep Griekse en Duitse artsen (C Liakos et al. OP04-24) heeft de hormonale respons onderzocht na maagoverbrugging (n = 11) of een sleeve-gastrectomie (n = 17) bij zwaarlijvige patiënten. De initiële kenmerken van de twee groepen waren vergelijkbaar.

Ondanks significante verschillen in de concentraties van de spijsverteringshormonen die het hongergevoel (ghreline) en de verzadiging (PYY) bepalen, hadden beide operaties na 12 maanden eenzelfde effect op de BMI, de dynamiek van de glykemie en de insulinegevoeligheid. Dat wijst er dus sterk op dat de gunstige metabole effecten van bariatrische chirurgie vooral toe te schrijven zijn aan de vermagering en dat de gewijzigde secretie van spijsverteringshormonen dus maar een secundaire rol speelt.

EASD 2018, Berlijn 1-5 oktober.

Een Zweedse groep (V. Liakopoulos et al. OP04-23) heeft de gunstige effecten en de mogelijke bijwerkingen van bariatrische chirurgie (postoperatieve complicaties) onderzocht. Daar is nog niet veel over bekend.De onderzoekers hebben de postoperatieve resultaten geanalyseerd bij 5.321 zwaarlijvige type 2-diabetespatiënten die een maagoverbrugging hadden ondergaan. Ze zijn daarvoor uitgegaan van de gegevens van het Scandinavische register van obesitaschirurgie, het Zweedse diabetesregister en andere Zweedse gegevensbanken. Die 5.321 patiënten werden vergeleken met 5.321 zwaarlijvige type 2-diabetespatiënten van dezelfde leeftijd en hetzelfde geslacht en met eenzelfde BMI, die geen bariatrische chirurgie hadden ondergaan. Alle patiënten werden gevolgd gedurende hoogstens negen jaar.De resultaten bevestigen de waarde van bariatrische chirurgie: daling van de totale sterfte met 49%, daling van het risico op hart- en vaataandoeningen met 34% en gunstig effect op het optreden van ernstig nierlijden.Daartegenover staat echter een significant hoger risico op complicaties op korte termijn:Te vermelden op langere termijn:Daarom raden de onderzoekers aan die patiënten op lange termijn te volgen en te ondersteunen om de gunstige effecten te maximaliseren en het risico op negatieve effecten op min of meer lange termijn tegen te gaan.Een groep Griekse en Duitse artsen (C Liakos et al. OP04-24) heeft de hormonale respons onderzocht na maagoverbrugging (n = 11) of een sleeve-gastrectomie (n = 17) bij zwaarlijvige patiënten. De initiële kenmerken van de twee groepen waren vergelijkbaar.Ondanks significante verschillen in de concentraties van de spijsverteringshormonen die het hongergevoel (ghreline) en de verzadiging (PYY) bepalen, hadden beide operaties na 12 maanden eenzelfde effect op de BMI, de dynamiek van de glykemie en de insulinegevoeligheid. Dat wijst er dus sterk op dat de gunstige metabole effecten van bariatrische chirurgie vooral toe te schrijven zijn aan de vermagering en dat de gewijzigde secretie van spijsverteringshormonen dus maar een secundaire rol speelt.EASD 2018, Berlijn 1-5 oktober.