...

De auteurs hebben de gegevens geanalyseerd die werden verzameld tussen april 2011 en september 2015. Tijdens een follow-up van 169.384 patiëntjaren (gemiddeld 1,3 ± 0,6 jaar) werden 3.480 cardiovasculaire accidenten waarvoor de patiënt in het ziekenhuis diende te worden opgenomen (hartfalen, CVA, ischemisch hartlijden, perifeer arterieel lijden), geregistreerd.Na correctie voor de kenmerken van de patiënt, de voorschrijvende arts en het verzekeringsprofiel was de incidentie van cardiovasculaire accidenten lager na het starten van een tweedelijnstherapie met GLP-1-receptoragonisten dan na het starten van een tweedelijnstherapie met DPP-4-remmers (HR 0,78, 95% BI 0,63-0,96). Maar bij de sensitiviteitsanalyses was het verschil nooit significant.Er was geen statistisch significant verschil in de incidentie van cardiovasculaire accidenten tussen een tweedelijnstherapie met een DPP-4-remmer en een tweedelijnstherapie met een SGLT2-remmer (HR 0,81, 95% BI 0,57-1,53) of een glitazon (HR 0,92, 95% BI 0,76-1,11). De incidentie van cardiovasculaire accidenten was echter hoger als de tweedelijnstherapie bestond uit een sulfonylureumderivaat (HR 1,36, 95% BI 1,23-1,49) of een basale insuline (HR 2,03, 95% BI 1,81-2,27). MJ O'Brien et al. JAMA Netw Open. 2018; 1(8): e186125. https://jamanetwork.com/journals/jamanetworkopen/fullarticle/2719133