Dat het zorgdiscours niet steeds spoort met het justitieel discours is een quasi onvermijdelijk en aloud bekend fenomeen en dus tegelijk al een oud zeer. Het zorgdiscours (op zijn best) volgt met zijn soepele en genuanceerde benadering een ander pad dan het justitieel discours dat (vaak noodgedwongen) vooral een zwart-witdimensie vertoont.
Recent leverden twee voorbeelden nog maar eens het bewijs dat zorg en justitie niet altijd makkelijk te verzoenen domeinen zijn: enerzijds de wijziging van de wet inzake gedwongen opnames en anderzijds een discussie over de aanwezigheid van een advocaat op het deskundigenonderzoek inzake internering.
Toch blijven ze voor een relatief grote groep mensen zoals geïnterneerde personen en gedwongen opgenomen patiënten onlosmakelijk met elkaar verbonden. Die mensen situeren zich, samen met zij die voor hen een verantwoordelijkheid dragen, binnen het raakvlak van de rechtsbedeling en de geestelijke gezondheidszorg. Ook tussen justitie en welzijn doet zich een gelijkaardig spanningsveld voor, bijvoorbeeld bij forensisch welzijnswerk en de jeugdzorg. Het gaat over het contrast tussen de ratio van de strafbedeling en de ratio van het welzijnswerk, tussen dwang en vrijwilligheid, ...
De eerste verwijzing slaat op implementatieproblemen bij de wet van 20 februari 2017 tot wijziging van de wet van 26 juni betreffende de bescherming van de persoon van de geesteszieke. Met de doelstelling van die wet is helemaal niets mis. Justitie wil gedwongen opgenomen patiënten beter beschermen en de nabije context (echtgeno(o)t(e), wettelijk samenwonende, de persoon met wie de patiënt een feitelijk gezin vormt, de bloedverwanten tot de 2de graad, ...) meer betrekken bij de zorg/behandeling.
Te rigide procedures sporen niet met de noodzaak om op een verantwoorde en flexibele wijze in te spelen op de mogelijkheden van de patiënt tijdens zijn zorgproces.
Concreet betekent dat een uitbreiding van het aantal personen die door de rechter gehoord moeten worden in de procedure van een gedwongen opname en de verplichte en tijdige kennisgeving van de beslissingen bij elke stap in de behandeling door de algemeen directeur van de voorziening aan de nabije context van de patiënt. Heeft justitie zich de vraag gesteld of die nieuwe verplichtingen niet botsen met het zorgproces?
De wet legt hoofdzakelijk het accent op de veiligheidsrisico's die voortvloeien uit een gedwongen opname, zonder evenwel rekening te houden met het zorgproces van de patiënt dat onder meer het herstel en de re-integratie in en participatie aan de samenleving als doelstellingen nastreeft. Te rigide procedures sporen niet met de noodzaak om op een verantwoorde en flexibele wijze in te spelen op de mogelijkheden van de patiënt tijdens zijn zorgproces.
De tweede verwijzing heeft te maken met het protest van de Orde der Artsen tegen de aanwezigheid van de advocaat bij het forensisch psychiatrisch deskundigenonderzoek (zie p. 4 van de Artsenkrant van 19 mei ll.). De nieuwe interneringswet van 2014 voorziet er immers in dat wie aan een dergelijk onderzoek wordt onderworpen, zich altijd kan laten bijstaan door een advocaat. Volgens de Orde der Artsen ligt het accent bij dat onderzoek op de gezondheidstoestand en moet de betrokkene vanuit een vertrouwensrelatie vrij kunnen spreken. De opdracht van de advocaat is van een andere aard. Hij wordt geacht de juridische belangen te verdedigen. Ook in dit dossier is een duidelijk spanningsveld aanwezig tussen de zorginvalshoek en de justitiële invalshoek.
We kunnen nog tal van andere dossiers en casussen aanhalen waar zich hetzelfde spanningsveld voordoet. Soms gaat het over casussen die jammer genoeg resulteren in pijnlijke rechtszaken zoals het dossier J. Jacob. In dit dossier ontstond een spanningsveld tussen enerzijds de verplichting tot opname conform de wet inzake de gedwongen opnames en anderzijds de onmogelijkheid tot opname als gevolg van extreme agressierisico's voor het zorgpersoneel.
Hoe kan er best met dat spanningsveld worden omgegaan? De laatste jaren zijn er ongetwijfeld al grote inspanningen geleverd om de zwart-witbenadering van Vrouwe Justitia en de meer genuanceerde aanpak binnen de zorgsector te overbruggen. Ik wil in deze context uitdrukkelijk verwijzen naar het interneringsbeleid waar dankzij een goede samenwerking en afstemming tussen de ministers Geens en De Block nooit geziene inspanningen werden geleverd inzake het zorgaanbod voor geïnterneerde personen.
Voor doelgroepen zoals seksueel delinquenten en toxicomanen die een delict hebben gepleegd, beginnen straf en behandeling elkaar beter te vinden. Zorg wordt stilaan het middel om de justitiële doelstelling van het voorkomen van recidive te bereiken. Het moet de bedoeling zijn een zorgkader te creëren voor zowel behandeling als voor het beperken van het gevaar voor de samenleving. De rechtstaat zou ervoor moeten kiezen om straf en behandeling te koppelen in hetzelfde vonnis.
Eigenlijk zou er geen enkel discours mogen domineren. Alle toekomstige wetten, decreten, reglementeringen, ... die raakvlakken vertonen tussen justitie en zorg (volksgezondheid en welzijn), moeten voorafgegaan worden door een overleg tussen de betrokken departementen en de werkvloer om potentiële spanningsvelden te voorkomen of zo beperkt mogelijk te houden.
De sectoren zorg en justitie kunnen elkaar nog beter leren kennen. Samenwerking tussen parket, politie en de zorgsector moet nog meer aangemoedigd worden. De politie en het parket spelen een belangrijke rol bij gedwongen opnames. Zoals in de opleiding van zorgverstrekkers ook telkens de module recht terug te vinden is, mag in de opleiding van de politie en parketmagistraten ook een specifieke module over psychiatrische aandoeningen en attitudes t.a.v. psychiatrische patiënten niet ontbreken.
We kijken ook uit naar de modernisering van de wet van 26 juni 1990 betreffende de bescherming van de persoon van de geesteszieke. Het advies van de Federale Raad voor Ziekenhuisvoorzieningen van 9 juli 2015 creëert een aantal perspectieven die het betrokken spanningsveld moet verminderen.
Het is een illusie te denken dat het spanningsveld in alle gevallen en omstandigheden volledig ontmijnd kan worden. We drukken de verwachting uit dat de beide werelden verdere inspanningen zullen leveren om te komen tot een optimale afstemming die een noodzakelijke voorwaarde is zowel voor een goede werking van het justitieel apparaat als van de zorgsector. Een optimale afstemming kan immers bijdragen tot een transparanter zorgsysteem voor de cliënten die zich op dit raakvlak bevinden.
Recent leverden twee voorbeelden nog maar eens het bewijs dat zorg en justitie niet altijd makkelijk te verzoenen domeinen zijn: enerzijds de wijziging van de wet inzake gedwongen opnames en anderzijds een discussie over de aanwezigheid van een advocaat op het deskundigenonderzoek inzake internering. Toch blijven ze voor een relatief grote groep mensen zoals geïnterneerde personen en gedwongen opgenomen patiënten onlosmakelijk met elkaar verbonden. Die mensen situeren zich, samen met zij die voor hen een verantwoordelijkheid dragen, binnen het raakvlak van de rechtsbedeling en de geestelijke gezondheidszorg. Ook tussen justitie en welzijn doet zich een gelijkaardig spanningsveld voor, bijvoorbeeld bij forensisch welzijnswerk en de jeugdzorg. Het gaat over het contrast tussen de ratio van de strafbedeling en de ratio van het welzijnswerk, tussen dwang en vrijwilligheid, ...De eerste verwijzing slaat op implementatieproblemen bij de wet van 20 februari 2017 tot wijziging van de wet van 26 juni betreffende de bescherming van de persoon van de geesteszieke. Met de doelstelling van die wet is helemaal niets mis. Justitie wil gedwongen opgenomen patiënten beter beschermen en de nabije context (echtgeno(o)t(e), wettelijk samenwonende, de persoon met wie de patiënt een feitelijk gezin vormt, de bloedverwanten tot de 2de graad, ...) meer betrekken bij de zorg/behandeling. Concreet betekent dat een uitbreiding van het aantal personen die door de rechter gehoord moeten worden in de procedure van een gedwongen opname en de verplichte en tijdige kennisgeving van de beslissingen bij elke stap in de behandeling door de algemeen directeur van de voorziening aan de nabije context van de patiënt. Heeft justitie zich de vraag gesteld of die nieuwe verplichtingen niet botsen met het zorgproces? De wet legt hoofdzakelijk het accent op de veiligheidsrisico's die voortvloeien uit een gedwongen opname, zonder evenwel rekening te houden met het zorgproces van de patiënt dat onder meer het herstel en de re-integratie in en participatie aan de samenleving als doelstellingen nastreeft. Te rigide procedures sporen niet met de noodzaak om op een verantwoorde en flexibele wijze in te spelen op de mogelijkheden van de patiënt tijdens zijn zorgproces. De tweede verwijzing heeft te maken met het protest van de Orde der Artsen tegen de aanwezigheid van de advocaat bij het forensisch psychiatrisch deskundigenonderzoek (zie p. 4 van de Artsenkrant van 19 mei ll.). De nieuwe interneringswet van 2014 voorziet er immers in dat wie aan een dergelijk onderzoek wordt onderworpen, zich altijd kan laten bijstaan door een advocaat. Volgens de Orde der Artsen ligt het accent bij dat onderzoek op de gezondheidstoestand en moet de betrokkene vanuit een vertrouwensrelatie vrij kunnen spreken. De opdracht van de advocaat is van een andere aard. Hij wordt geacht de juridische belangen te verdedigen. Ook in dit dossier is een duidelijk spanningsveld aanwezig tussen de zorginvalshoek en de justitiële invalshoek.We kunnen nog tal van andere dossiers en casussen aanhalen waar zich hetzelfde spanningsveld voordoet. Soms gaat het over casussen die jammer genoeg resulteren in pijnlijke rechtszaken zoals het dossier J. Jacob. In dit dossier ontstond een spanningsveld tussen enerzijds de verplichting tot opname conform de wet inzake de gedwongen opnames en anderzijds de onmogelijkheid tot opname als gevolg van extreme agressierisico's voor het zorgpersoneel.Hoe kan er best met dat spanningsveld worden omgegaan? De laatste jaren zijn er ongetwijfeld al grote inspanningen geleverd om de zwart-witbenadering van Vrouwe Justitia en de meer genuanceerde aanpak binnen de zorgsector te overbruggen. Ik wil in deze context uitdrukkelijk verwijzen naar het interneringsbeleid waar dankzij een goede samenwerking en afstemming tussen de ministers Geens en De Block nooit geziene inspanningen werden geleverd inzake het zorgaanbod voor geïnterneerde personen. Voor doelgroepen zoals seksueel delinquenten en toxicomanen die een delict hebben gepleegd, beginnen straf en behandeling elkaar beter te vinden. Zorg wordt stilaan het middel om de justitiële doelstelling van het voorkomen van recidive te bereiken. Het moet de bedoeling zijn een zorgkader te creëren voor zowel behandeling als voor het beperken van het gevaar voor de samenleving. De rechtstaat zou ervoor moeten kiezen om straf en behandeling te koppelen in hetzelfde vonnis. Eigenlijk zou er geen enkel discours mogen domineren. Alle toekomstige wetten, decreten, reglementeringen, ... die raakvlakken vertonen tussen justitie en zorg (volksgezondheid en welzijn), moeten voorafgegaan worden door een overleg tussen de betrokken departementen en de werkvloer om potentiële spanningsvelden te voorkomen of zo beperkt mogelijk te houden. De sectoren zorg en justitie kunnen elkaar nog beter leren kennen. Samenwerking tussen parket, politie en de zorgsector moet nog meer aangemoedigd worden. De politie en het parket spelen een belangrijke rol bij gedwongen opnames. Zoals in de opleiding van zorgverstrekkers ook telkens de module recht terug te vinden is, mag in de opleiding van de politie en parketmagistraten ook een specifieke module over psychiatrische aandoeningen en attitudes t.a.v. psychiatrische patiënten niet ontbreken. We kijken ook uit naar de modernisering van de wet van 26 juni 1990 betreffende de bescherming van de persoon van de geesteszieke. Het advies van de Federale Raad voor Ziekenhuisvoorzieningen van 9 juli 2015 creëert een aantal perspectieven die het betrokken spanningsveld moet verminderen.Het is een illusie te denken dat het spanningsveld in alle gevallen en omstandigheden volledig ontmijnd kan worden. We drukken de verwachting uit dat de beide werelden verdere inspanningen zullen leveren om te komen tot een optimale afstemming die een noodzakelijke voorwaarde is zowel voor een goede werking van het justitieel apparaat als van de zorgsector. Een optimale afstemming kan immers bijdragen tot een transparanter zorgsysteem voor de cliënten die zich op dit raakvlak bevinden.