De definitieve goedkeuring van het regelgevend kader kwam er na een eerste principiële goedkeuring door de Vlaamse regering op 20 december 2019, die al heel wat stof deed opwaaien. Door de valentijnsbeslissing van 14 februari 2020 zullen in het volgende academiejaar (2020-2021) 1.276 studenten geneeskunde en 180 studenten tandheelkunde hun opleiding aan een Vlaamse universiteit kunnen aanvatten. Dat is beduidend hoger dan de 929 kandidaat-artsen en de 136 kandidaat-tandartsen die voorzien waren in de federale quota.

In zijn persmededeling naar aanleiding van de beslissing van de Vlaamse regering gaf minister Weyts aan dat "uit overleg is gebleken dat deze verhoging haalbaar is voor onze universiteiten", wat ons als rectoren en decanen toch wel de wenkbrauwen doet fronsen. Deze uitspraak is op zijn minst voor interpretatie vatbaar en zou door de minder geïnformeerde lezer verkeerdelijk kunnen worden gepercipieerd alsof er met de rectoren overlegd is over dit dossier en alsof ze daarbij akkoord zijn gegaan met de beslissing. Dat is niet het geval.

De beslissing kan evenmin probleemloos door de universiteiten worden uitgerold. We menen dat er niemand gebaat is bij, weliswaar niet zo bedoelde, onduidelijkheid in de communicatie, en dat deze beslissing door de universiteiten enkel succesvol kan worden geïmplementeerd mits aan de nodige randvoorwaarden is voldaan.

Eind 2019 hebben de decanen van de faculteiten geneeskunde van de vijf universiteiten, samen met de studenten en de beroepsverenigingen, al hun bezorgdheden over deze geplande beslissing geuit in een overleg met de minister. We vatten ze nog even samen. De verhoging van de quota mag in geen geval ten koste gaan van de onderwijskwaliteit. De studenten hebben recht op waterdichte waarborgen voor een Riziv-erkenning op het moment van afstuderen. Een stijging van het aantal artsen op zich zal onvoldoende impact hebben op de knelpuntspecialiteiten. De formulering van een breed overlegd incentiveringsbeleid voor deze beroepen, met inbegrip van een gerichte communicatiecampagne, dringt zich dan ook op. Daarnaast moet de overheid deze specialiteiten definiëren en jaarlijks vastleggen, en is het van belang dat de overheid vasthoudt aan een op objectieve cijfers gebaseerd contingenteringsbeleid. De planningscommissie is daarbij een centrale actor.

De aanzienlijke stijging van het aantal (tand)artsen vergt vanzelfsprekend ook bijkomende middelen en die zijn tot op heden nog niet voorzien. Het is bijzonder vreemd om in het advies van de Inspectie van Financiën, dat overigens bij hoogdringendheid werd gevraagd en verstrekt op 17 december 2019, te moeten lezen dat de voorgestelde regeringsbeslissing "de ontvangsten en uitgaven van de Vlaamse overheid niet beïnvloedt". Bijgevolg bleek ook "het gemotiveerd akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, niet vereist". Onze berekeningen, die overigens met de minister van Onderwijs werden gedeeld, tonen glashelder aan dat de budgettaire behoefte op kruissnelheid 21,3 miljoen op jaarbasis bedraagt, bestaande uit 11,7 miljoen voor het variabel onderwijsdeel en 9,6 miljoen voor het onderzoeksdeel. Bijkomend zal er door de vertraagde opbouw van de financiering op basis van het vijfjarig gemiddelde en de gehanteerde prestatieparameter, ook nood zijn aan een prefinanciering om de uitbreiding van bij de opstart te faciliteren. Deze prefinanciering bedraagt 59,4 miljoen euro over de periode 2020-2036.

Middelen zijn cruciaal om een kwalitatieve opleiding te verzorgen. De opleiding tandarts is een zeer dure opleiding. Een stijging van het aantal studenten met 25% zonder een evenredige verhoging van de middelen voor praktijkonderwijs zal de kwaliteit sterk doen dalen. Het huidige contingent aan lesgevers en opleiders binnen deze opleiding is momenteel reeds zwaar belast en zonder bijkomend personeel kunnen we dit niet waarmaken. Ook de opleiding geneeskunde is niet meer wat ze vroeger was. Het is niet eenvoudigweg te herleiden tot een groep van honderd studenten meer in een auditorium. We hebben het over extra groepen voor communicatieonderwijs, extra studenten in skills-labs, extra groepen voor intervisie, alsook activerende onderwijsvormen, die middelen en personeel vragen maar wel een uitstekende opleiding garanderen.

Naast middelen is ook zorgvuldige planning essentieel. Quota loslaten zonder planning is maatschappelijk niet meer te verantwoorden. Er is geen tekort aan artsen, er is een tekort aan artsen binnen bepaalde specialisaties, vooral huisartsen, geriaters en kinderpsychiaters. Nu wordt de deur opengezet om over zes jaar meer artsen te laten afstuderen, terwijl we weten vanuit de nationale planning dat er voor bepaalde specialisaties geen nood meer zal zijn omdat de arbeidsmarkt tegen dan verzadigd zal zijn.

De op te richten Vlaamse planningscommissie moet ten volle haar rol kunnen spelen bij de vaststelling van de subquota, maar we stellen vast dat de operationalisering van deze commissie nog steeds op zich laat wachten. Nochtans is de bepaling van de subquota een volledig Vlaamse bevoegdheid sinds de zesde staatshervorming.

In zijn advies bij het ontwerpbesluit van de Vlaamse regering stelt het Rekenhof: "De stellers van het ontwerp dienen er wel voor te zorgen dat, gelet op het rechtszekerheids- en vertrouwensbeginsel, de ontworpen regeling tijdig wordt bekendgemaakt". Maar het gaat niet alleen om tijdige communicatie. Als rectoren en decanen vragen wij dat de Vlaamse regering haar financiële verantwoordelijkheid in dit dossier opneemt en dat alle inspanningen worden geleverd om de Vlaamse planningscommissie binnen de kortst mogelijke termijn van start te laten gaan. We verzekeren de regering dat ze in de rectoren en decanen betrouwbare gesprekspartners vindt om het overlegd draagvlak voor deze beslissing te verhogen en de kritische randvoorwaarden te vervullen. We rekenen dan ook op een spoedig positief signaal.

De rectoren Luc De Schepper (UHasselt), Caroline Pauwels (VUB), Luc Sels (KU Leuven), Rik Van de Walle (UGent) en Herman Van Goethem (UAntwerpen)

De decanen geneeskunde Paul Herijgers (KU Leuven), Piet Hoebeke (UGent), Guy Hubens (UZA), Peter in 't Veld (VUB) en Piet Stinissen (UHasselt)

De definitieve goedkeuring van het regelgevend kader kwam er na een eerste principiële goedkeuring door de Vlaamse regering op 20 december 2019, die al heel wat stof deed opwaaien. Door de valentijnsbeslissing van 14 februari 2020 zullen in het volgende academiejaar (2020-2021) 1.276 studenten geneeskunde en 180 studenten tandheelkunde hun opleiding aan een Vlaamse universiteit kunnen aanvatten. Dat is beduidend hoger dan de 929 kandidaat-artsen en de 136 kandidaat-tandartsen die voorzien waren in de federale quota.In zijn persmededeling naar aanleiding van de beslissing van de Vlaamse regering gaf minister Weyts aan dat "uit overleg is gebleken dat deze verhoging haalbaar is voor onze universiteiten", wat ons als rectoren en decanen toch wel de wenkbrauwen doet fronsen. Deze uitspraak is op zijn minst voor interpretatie vatbaar en zou door de minder geïnformeerde lezer verkeerdelijk kunnen worden gepercipieerd alsof er met de rectoren overlegd is over dit dossier en alsof ze daarbij akkoord zijn gegaan met de beslissing. Dat is niet het geval. De beslissing kan evenmin probleemloos door de universiteiten worden uitgerold. We menen dat er niemand gebaat is bij, weliswaar niet zo bedoelde, onduidelijkheid in de communicatie, en dat deze beslissing door de universiteiten enkel succesvol kan worden geïmplementeerd mits aan de nodige randvoorwaarden is voldaan.Eind 2019 hebben de decanen van de faculteiten geneeskunde van de vijf universiteiten, samen met de studenten en de beroepsverenigingen, al hun bezorgdheden over deze geplande beslissing geuit in een overleg met de minister. We vatten ze nog even samen. De verhoging van de quota mag in geen geval ten koste gaan van de onderwijskwaliteit. De studenten hebben recht op waterdichte waarborgen voor een Riziv-erkenning op het moment van afstuderen. Een stijging van het aantal artsen op zich zal onvoldoende impact hebben op de knelpuntspecialiteiten. De formulering van een breed overlegd incentiveringsbeleid voor deze beroepen, met inbegrip van een gerichte communicatiecampagne, dringt zich dan ook op. Daarnaast moet de overheid deze specialiteiten definiëren en jaarlijks vastleggen, en is het van belang dat de overheid vasthoudt aan een op objectieve cijfers gebaseerd contingenteringsbeleid. De planningscommissie is daarbij een centrale actor. De aanzienlijke stijging van het aantal (tand)artsen vergt vanzelfsprekend ook bijkomende middelen en die zijn tot op heden nog niet voorzien. Het is bijzonder vreemd om in het advies van de Inspectie van Financiën, dat overigens bij hoogdringendheid werd gevraagd en verstrekt op 17 december 2019, te moeten lezen dat de voorgestelde regeringsbeslissing "de ontvangsten en uitgaven van de Vlaamse overheid niet beïnvloedt". Bijgevolg bleek ook "het gemotiveerd akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, niet vereist". Onze berekeningen, die overigens met de minister van Onderwijs werden gedeeld, tonen glashelder aan dat de budgettaire behoefte op kruissnelheid 21,3 miljoen op jaarbasis bedraagt, bestaande uit 11,7 miljoen voor het variabel onderwijsdeel en 9,6 miljoen voor het onderzoeksdeel. Bijkomend zal er door de vertraagde opbouw van de financiering op basis van het vijfjarig gemiddelde en de gehanteerde prestatieparameter, ook nood zijn aan een prefinanciering om de uitbreiding van bij de opstart te faciliteren. Deze prefinanciering bedraagt 59,4 miljoen euro over de periode 2020-2036. Middelen zijn cruciaal om een kwalitatieve opleiding te verzorgen. De opleiding tandarts is een zeer dure opleiding. Een stijging van het aantal studenten met 25% zonder een evenredige verhoging van de middelen voor praktijkonderwijs zal de kwaliteit sterk doen dalen. Het huidige contingent aan lesgevers en opleiders binnen deze opleiding is momenteel reeds zwaar belast en zonder bijkomend personeel kunnen we dit niet waarmaken. Ook de opleiding geneeskunde is niet meer wat ze vroeger was. Het is niet eenvoudigweg te herleiden tot een groep van honderd studenten meer in een auditorium. We hebben het over extra groepen voor communicatieonderwijs, extra studenten in skills-labs, extra groepen voor intervisie, alsook activerende onderwijsvormen, die middelen en personeel vragen maar wel een uitstekende opleiding garanderen. Naast middelen is ook zorgvuldige planning essentieel. Quota loslaten zonder planning is maatschappelijk niet meer te verantwoorden. Er is geen tekort aan artsen, er is een tekort aan artsen binnen bepaalde specialisaties, vooral huisartsen, geriaters en kinderpsychiaters. Nu wordt de deur opengezet om over zes jaar meer artsen te laten afstuderen, terwijl we weten vanuit de nationale planning dat er voor bepaalde specialisaties geen nood meer zal zijn omdat de arbeidsmarkt tegen dan verzadigd zal zijn. De op te richten Vlaamse planningscommissie moet ten volle haar rol kunnen spelen bij de vaststelling van de subquota, maar we stellen vast dat de operationalisering van deze commissie nog steeds op zich laat wachten. Nochtans is de bepaling van de subquota een volledig Vlaamse bevoegdheid sinds de zesde staatshervorming.In zijn advies bij het ontwerpbesluit van de Vlaamse regering stelt het Rekenhof: "De stellers van het ontwerp dienen er wel voor te zorgen dat, gelet op het rechtszekerheids- en vertrouwensbeginsel, de ontworpen regeling tijdig wordt bekendgemaakt". Maar het gaat niet alleen om tijdige communicatie. Als rectoren en decanen vragen wij dat de Vlaamse regering haar financiële verantwoordelijkheid in dit dossier opneemt en dat alle inspanningen worden geleverd om de Vlaamse planningscommissie binnen de kortst mogelijke termijn van start te laten gaan. We verzekeren de regering dat ze in de rectoren en decanen betrouwbare gesprekspartners vindt om het overlegd draagvlak voor deze beslissing te verhogen en de kritische randvoorwaarden te vervullen. We rekenen dan ook op een spoedig positief signaal.De rectoren Luc De Schepper (UHasselt), Caroline Pauwels (VUB), Luc Sels (KU Leuven), Rik Van de Walle (UGent) en Herman Van Goethem (UAntwerpen)De decanen geneeskunde Paul Herijgers (KU Leuven), Piet Hoebeke (UGent), Guy Hubens (UZA), Peter in 't Veld (VUB) en Piet Stinissen (UHasselt)