...

"'Er is een aanslag gebeurd in Zaventem!', riep de anesthesist. Pas toen hij een halfuur later kwam melden dat er acht slachtoffers werden overgebracht naar ons ziekenhuis, drong de ernst van de situatie pas echt door." Dokter Fanny Nerinckx is vitreoretinaal chirurg aan GZA campus Sint-Augustinus en afdelingshoofd vitreoretinale chirurgie UZ Gent en was middenin een operatie toen het eerste nieuws van de aanslag in Zaventem bekend raakte. "'We hebben je nodig!', klonk het. Maar ik ben oogarts, dacht ik. Wat kan ik betekenen? Maar algauw bleek dat de slachtoffers allen hoofd- en oogwonden hadden opgelopen."Iets meer dan een uur na die eerste aanslag in Zaventem blies een andere zelfmoordterrorist zich op in een metrostel dat net halt houdt in het station Maalbeek. Huisarts David Spitaels werkt in een groepspraktijk in de buurt en was snel ter plaatse. "Ik was net een consultatie aan het afronden toen de plaatselijke apotheek me opbelde dat er een aanslag was gebeurd. In allerijl heb ik enkele kompressen in mijn dokterstas gestopt, handschoenen aangetrokken en ben ik naar het metrostation gespurt."In een van de medische voorposten die werden ingericht in de buurt van het metrostation, ontmoet hij dokter Tine Gregoor (toen kinderpsychiater in opleiding, nu arbeidsgeneesheer bij IDEWE). Zij was met haar vriend en kind op weg naar zijn werk toen ze hoorde dat er een aanslag was gebeurd in het metrostation vlak waar ze zich bevond. "'Stop de auto, ik ga helpen', zei ik. De ravage leek enorm."Hoe hebben jullie de dag van de aanslagen beleefd?Fanny Nerinckx: Ik heb verwondingen gezien die ik hopelijk nooit meer zal te zien krijgen. Zo herinner ik me een Afrikaanse dame op intensieve. Of tenminste: we dachten dat ze van Afrikaanse origine was. Ze had een donkere huid, kroezelig haar.... In het OK bleek echter dat ze in feite volledig verbrand was. Hetzelfde scenario met een Afro-Amerikaans slachtoffer. Als arts ben je wel het een en ander gewoon, maar... (schudt het hoofd)David Spitaels: Dat ik moest en zou helpen, stond buiten kijf. Maar onderweg naar het metrostation sloeg de twijfel toe: ik ben huisarts, dit is niet mijn scène. Wat kan ik doen? Die gedachte heeft slechts een fractie van een seconde geduurd; vervolgens ben ik onmiddellijk overgegaan tot triage van de slachtoffers. Of er chaos heerste? Ja en nee. Ja, omdat er zoveel moest geregeld worden. Triage, medisch materiaal, transport naar de ziekenhuizen... Nee, omdat de hulpverlening goed georganiseerd was. Mensen hielpen elkaar ook spontaan, bijvoorbeeld met verbanden om te doen. Er was veel solidariteit.Tine Gregoor: Opeens was het twee uur in de namiddag; ik had de tijd helemaal niet zien voorbijgaan. 's Avonds kom je ook tot het besef dat er een aantal 'gaten' in je dag zitten - hoe ben ik daar nu weer geraakt? In de adrenaline van het moment ben ik waarschijnlijk overgeschakeld op automatische piloot. Ik was zo gefocust op mijn taak, dat ik geen aandacht had voor alles wat rondom mij gebeurde. Zo heb ik mij ook pas later gerealiseerd dat er nog een bom had kunnen afgaan en dat wij ons in de gevarenzone bevonden. Wat als er terroristen onder de slachtoffers zaten die wij behandelden? Enzovoort.FN: Ik herinner me die dag net zeer goed - die eerste televisiebeelden staan nog steeds op mijn netvlies gebrand. 's Avonds was ik dan wel kapot - we hebben tot 23 uur geopereerd - maar ik wilde alles weten: wie zijn de daders? Hoeveel slachtoffers zijn er in totaal?Hoe moeilijk was het om de dagen nadien de draad weer op te pikken?TG: Moeilijk. Ik moet toegeven dat ik er even uit ben geweest. De eerste maanden heb ik me bewust afgeschermd voor nieuws omtrent de aanslagen en terreur in het algemeen. Het heeft een poos geduurd voor ik de gebeurtenis kon kaderen.DS: De volgende dag ging ik terug werken, vastberaden om de gewone gang van zaken terug op te nemen. Dat bleek toch minder evident dan ik dacht. Je hebt iets meegemaakt dat anderen - of dat nu collega's, familie of vrienden zijn - niet hebben meegemaakt en dat creëert een zekere afstand.FN: Ik heb veel steun gehad aan mijn collega's. We weten nu ook veel beter wat we aan elkaar hebben: dat we in moeilijke situaties goed samenwerken en we er voor mekaar zijn. Is de manier waarop jullie omgaan met patiënten veranderd?DS: Neen, ik ben nog steeds de rustigheid zelve (lacht). De eerste weken na de aanslagen betrapte ik mezelf er wel op dat ik het weer normaal moest vinden wanneer patiënten klagen over banale dingen, zoals in de file staan.FN: (vult aan) Of dat ze lang hebben moeten wachten. Eerlijk, soms denk ik: 'Wees blij dat je ongedeerd bent.'Hebben jullie nog nieuws over de slachtoffers die jullie verzorgd hebben?TG: Twee weken na de aanslagen heb ik een soort van debriefing georganiseerd, samen met David en de eerste MUG-arts en - verpleegkundige die ter plaatse waren. Ik kende hun naam niet maar herinnerde me dat er een plaatje met CHU Saint-Pierre op hun vestjes kleefde. Dat gesprek liet me toe om de dag van de aanslagen te reconstrueren want, zoals ik al zei, waren er heel wat momenten 'weg'. We vertelden dat we opschrikten telkens we een ambulance hoorden. Bleek dat we die dag uren aan een stuk slachtoffers hebben verzorgd met loeiende sirenes in de buurt. Dat was ik bijvoorbeeld helemaal vergeten. DS: Het was ook een manier om te weten te komen hoe het met sommige overlevenden die je hebt verzorgd, gesteld is. Je wil weten of die mensen het gehaald hebben. Drie maanden na de aanslagen ging ik naar de herdenkingsplechtigheid op het koninklijk paleis waar veel slachtoffers en hun familieleden aanwezig waren, maar ik herkende niemand. De gezichten die ik me herinner zaten allemaal onder het stof.FN: Ik weet nog dat ik maar bleef vragen aan mijn collega's, 'Hebben jullie de familie van de slachtoffers kunnen contacteren?'. Ze waren alleen, in een vreemd land. Dat moet verschrikkelijk zijn geweest.Hebben jullie op medisch vlak iets bijgeleerd?FN: Dat niet, maar ik weet nu wel wat voor impact een bomaanslag kan hebben. Voordien was dat een abstract begrip. Als arts in opleiding had ik wel al eens een kleine gasontploffing op een markt meegemaakt, maar dat is niet te vergelijken.DS: Achteraf maak je je altijd de bedenking: misschien had ik dit of dat beter kunnen doen. Als huisarts ben je het bijvoorbeeld gewoon om je patiënten te vragen wat er scheelt, waarop ze je een verhaal vertellen. Hier hoorden veel slachtoffers mij niet eens omdat ze gehoorschade hadden opgelopen. Dan moet je doen wat je het beste lijkt. Maar ik was vooral aangenaam verrast door hoe goed het rampenplan structureel werd uitgevoerd.FN: (knikt) Iedereen wist zeer goed wat hij of zij moest doen. Wat niet betekent dat ziekenhuizen dit te vaak moeten meemaken. Voor zo'n ramp wordt immers de dagelijkse organisatie stilgelegd. Op termijn lijkt me dat niet houdbaar. Om nog maar te zwijgen over de psychische impact voor de hulpverleners.We zijn ondertussen zeven maanden verder. Heeft 22 maart vandaag nog een impact op jullie leven?TG: Ik hoor van andere betrokkenen dat de aanslagen bepaalde veranderingen in hun leven op gang hebben gebracht. Zelf is mijn relatie bijvoorbeeld stukgelopen. Misschien was dat niet zo snel gebeurd zonder de impact van mijn betrokkenheid. FN: De idee dat we in gevaar zijn, dat er altijd iets kan gebeuren, is heel sterk aanwezig bij mij. De aanslagen in Nice, Turkije... tonen aan dat de terreurdreiging actueel blijft. We kunnen niet zeggen: de aanslagen in Brussel, dat is iets dat achter ons ligt. Niet zo lang geleden heb ik voor het eerst sinds de aanslagen weer het vliegtuig genomen in Zaventem, maar ik kan u zeggen dat ik ervoor gezorgd heb dat ik snel voorbij de grote inkomhal was. Niet alleen in een luchthaven ben ik nu veel meer op mijn hoede, ook op andere publieke plaatsen. U werkt in een ziekenhuis, een publieke plaats bij uitstek.FN: Inderdaad. Er gaat dan ook geen dag voorbij dat ik in de inkomhal niet eens rondkijk, wanneer ik het ziekenhuis binnen ga. Op een gegeven moment was er sprake dat ziekenhuizen een mogelijk target zijn. Er zou voor bepaalde tijd een veiligheidsperimeter komen rondom de ziekenhuiscampus, maar daar heb ik uiteindelijk niets van gezien.Vindt u dat er meer veiligheidsmaatregelen moeten komen voor ziekenhuizen?FN: Kijk, je kan onmogelijk elke patiënt controleren. Maar een veiligheidsagent in de inkomhal van een ziekenhuis is in deze maatschappelijke context toch een minimum, nee? DS: Ik denk dat het belangrijk is om niet toe te geven aan de angst. Overlaatst moest ik een patiënt bezoeken. Doorgaans doe ik alle verplaatsingen in Brussel met de fiets, maar ditmaal leek de metro me gemakkelijker. Maar ja, de metro... Wel, ik heb het toch gedaan.FN: Oké, maar bent u dan niet alerter?DS: Ja, dat wel.Welk gevoel blijft over, zeven maanden later?FN: In het begin was ik kwaad. Het was al langer bekend dat Brussel een target was; hoe is het dan mogelijk dat iedereen zomaar in de inkomhal van de grootste luchthaven van het land kan? Ik wou me haast verontschuldigen bij de buitenlandse slachtoffers: "Sorry dat u dit moest meemaken in ons land." Vandaag blijft vooral droefheid over. Sommige beelden van die dag blijven hangen. Na de aanslagen vroeg een van de slachtoffers in het ziekenhuis "of ze toch nog zou kunnen werken". Die dame was airhostess en had een zware been- en voetbreuk opgelopen. Door de brandwonden was ook haar gezicht ernstig verminkt. TG: Ik herinner me een vrouw die maar bleef roepen om haar baby. Een andere dame kreunde zachtjes van de pijn, maar in feite was ze zo erg verwond dat ze later aan haar verwondingen is overleden. Er zullen altijd patiënten zijn die een arts meer bijblijven dan andere. Alleen is dat gevoel hier intenser aanwezig.Komt dat door de omvang van de ramp?DS: Ik herinner me de patiënten in de medische voorpost; de meesten zaten op een stoel, apathisch voor zich uit te staren - in acute traumatische schok. Je kon het ongeloof op hun gezichten lezen. Als hulpverlener wil je in de eerste plaats helpen, maar there is only so much you can do. Dat geeft een groot gevoel van onmacht. Een vader, gewond, die zijn baby de fles geeft in een menigte van andere gewonden. Dat is een beeld dat gewoon niet hoort.