Op maandag 28 november heeft minister Maggie De Block de inhoud ontsluierd van het Toekomstpact met de ziekenfondsen. De ondertekening van dit Pact is het orgelpunt van meer dan een jaar druk onderhandelen met de sector.

Dit Pact is het resultaat van een drieledig compromis. Een compromis tussen de ziekenfondsen en de minister, tussen de verschillende ziekenfondsorganisaties van het land, tussen de partijen van de regeringscoalitie. Zoals gewenst door de grote meerderheid van de protagonisten, is het resultaat eerder een evolutie dan een revolutie van de ziekenfondswereld.

Ik benut deze gelegenheid om een aantal moderniseringsassen van het Pact te belichten, die interessant kunnen zijn voor de zorgsector.

1. De as 'beleidsondersteuning en goed beheer van de gezondheidszorgverzekering' verwijst naar de rol van de ziekenfondsen als medebeheerders van de ziekteverzekering. Deze as moet de ziekenfondsen stimuleren om een actieve rol te spelen bij het beheer van de gezondheidszorg (met de gezondheidsdoelstellingen als bakens) én bij de lopende hervormingen. In afwachting van de gezondheidsdoelstellingen, worden de verzekeringsinstellingen uitgenodigd om initiatieven te nemen binnen de context van 'tijdelijke' gezondheidsdoelstellingen. We krijgen dus de mogelijkheid om samen te werken met het medisch korps om het 'beleidskader' te bepalen waar iedereen in de sector voor ijvert. De kwestie van de individuele facturatiegegevens wordt aangesneden en het IMA (Intermutualistisch Agentschap) krijgt daarbij een centrale rol. Denk maar aan de centralisering van de geanonimiseerde facturatiegegevens, zodat die ter beschikking kunnen worden gesteld van de verschillende overheden.

2. Het hoofdstuk 'handhaving en doelmatigheid' vormt een belangrijk luik van het Pact. Het doel: een grotere doelmatigheid van de zorg door een betere opsporing van fouten, misbruik en fraude in de sector. Dit is een complexe werf die niet alleen een betere samenwerking vereist tussen de ziekenfondsen en het RIZIV, maar ook eenvoudigere procedures. Het RIZIV zal ook toezien op de uniforme toepassing van de wetgeving door de verschillende verzekeringsinstellingen, via de opmaak van een cartografie van de controles 'a priori' en 'a posteriori'. Een geruststellend punt voor het medisch korps: de bevoegdheid om sancties op te leggen ligt nog altijd bij de overheden, de ziekenfondsen blijven controleurs uit de eerste lijn. Het Pact onderstreept het belang van een duidelijke, leesbare en controleerbare nomenclatuur. De verzekeringsinstellingen en zorgverleners moeten daar dus samen blijvend werk van maken.

3. Het Pact heeft ook de ambitie om de puntjes op de i te zetten rond de 'adviserend geneesheren'. Hun statuut zou kunnen evolueren, na een reflectie over hun taken. Er is sprake van de mogelijke afschaffing van bepaalde huidige taken van de adviserend geneesheren, of van de overdracht van taken naar andere actoren (bv. paramedici onder het gezag van de adviserend geneesheer). De centralisering van de adviserend geneesheren zal bestudeerd worden, hoewel de ziekenfondsen daar weigerachtig tegenover staan.

Het resultaat van het Toekomstpact met de ziekenfondsen is eerder een evolutie dan een revolutie

4. De 'aanvullende verzekering' zal, zoals gepland in het regeerakkoord, grondig herzien worden om ze af te stemmen op de principes van de Evidence-Based Practice (EBP). Makkelijker gezegd dan gedaan natuurlijk, want EBP is een vrij abstract begrip. Wij onthouden dat de tegemoetkomingen van de aanvullende verzekering in de toekomst afgestemd moeten zijn op de prioritaire gezondheidsnoden. De principes van de aanvullende verzekering zullen moeten overeenstemmen met de (nog te bepalen) gezondheidsdoelstellingen en ze mogen niet in tegenspraak zijn met de EBP of de verplichte verzekering (terugbetaling van de remgelden). Deze principes moeten we verfijnen en omzetten in een negatieve lijst van tussenkomsten die niet langer deel mogen uitmaken van de aanvullende verzekering. De ziekenfondssector zal begin 2017 met een voorstel moeten komen. We onthouden dat er financiële middelen vrijgemaakt zullen worden om nieuwe noden te dekken. De aanvullende verzekering is dan ook een soort voorkamer van de verplichte verzekering, wat een discussie met de zorgverleners inhoudt.

5. Een andere as is die van 'goed bestuur en transparantie'. Die omvat tal van initiatieven om de raden van bestuur van de ziekenfondsen professioneler te maken, de rapportering aan hun Landsbonden te versterken, om transparanter te zijn over de - al dan niet financiële - banden met de entiteiten rond de ziekenfondsen. De relaties met medisch-sociale instellingen zullen daarbij bijzondere aandacht krijgen, zoals gewenst door tal van artsen én door de niet-politieke ziekenfondsen (de Onafhankelijke Ziekenfondsen op kop). De criteria voor de onverenigbaarheid van een functie in een ziekenfonds met een functie in een medisch-sociale instelling zullen herzien worden. De minimale grootte van een ziekenfonds stijgt om de sector enigszins te consolideren (minimaal 75.000 aangesloten leden). Synergie tussen de verzekeringsinstellingen wordt aangemoedigd, zeker op informaticagebied. Op vlak van de informatisering van de sector, zal de minister initiatieven nemen om de ontplooiing van projecten zoals eFac of eAttest te bespoedigen.

6. Het Pact wijst nadrukkelijk op het belang van opdrachten als 'informatieverlening aan en gezondheidscoaching van de leden'. Het Pact herinnert niet alleen aan de bestaande actiegebieden, maar moedigt de ziekenfondsen ook aan om te investeren in initiatieven ter bevordering van 'health literacy' bij de bevolking. Het promoot ook de stroomlijning van acties rond gezondheidsdoelstellingen, de ontwikkeling van begeleidingsprogramma's van bepaalde doelgroepen en synergiën met de actoren van de gezondheidspreventie en -promotie. Het Pact vraagt ook aan de verzekeringsinstellingen om gemeenschappelijke acties uit te werken, bovenop hun individuele acties. De sector zal jaarlijks een nieuwe gemeenschappelijke actie moeten ondernemen en de resultaten daarvan zullen onlosmakelijk deel uitmaken van de variabele dotatie van de ziekenfondsen.

7. Het Pact eindigt tot slot met een hoofdstuk over een 'stabiel en responsabiliserend budgettair kader'. Voor wie nog altijd denkt dat de ziekenfondsen zwemmen in het geld, herhaalt het Pact de kalender van de geplande besparingen tussen 2015-2018 (120 miljoen!). Daarbovenop komt nog de stijging van het variabele gedeelte van de dotaties (van 10% naar 20%) en er is nu een verband met de prestatiecriteria. De ingevoerde financiële mechanismen (berekening van de dotatie van de ziekenfondsen, verdeelsleutel van de middelen onder de verzekeringsinstellingen, financiële responsabilisering) zullen bovendien geanalyseerd (en desgevallend ook herzien) worden.

Dit Pact maakt komaf met de kortetermijnvisie die nog al te vaak heerst in de politieke wereld en waarvan de actoren uit de gezondheidszorg dikwijls machteloze getuigen of zelfs slachtoffers zijn. Toch zijn er ook enkele valkuilen. Het Pact bevat een aantal duidelijke en goed omschreven initiatieven, maar rond andere domeinen wachten we nog op concrete voorstellen. De kloof tussen de ambities en de middelen noopt ons ook om met beide voeten op de grond blijven, zeker aangezien het Pact geen rekening houdt met twee belangrijke gebieden: de arbeidsongeschiktheid/invaliditeit en de geregionaliseerde materies in het kader van de zesde staatshervorming. Het gevaar is ook niet denkbeeldig dat het afgebakende budgettaire kader in het Pact (120 miljoen besparingen tussen 2015 en 2018) niet nageleefd zal worden, wat een domper zou kunnen zetten op tal van verbintenissen. Het volstaat ook niet om een plan te bedenken, plannen zijn er om uitgevoerd te worden. De wederzijdse opvolging van de acties zal op alle niveaus met de nodige ernst moeten gebeuren, om te vermijden dat het plan dode letter zou blijven.

Op maandag 28 november heeft minister Maggie De Block de inhoud ontsluierd van het Toekomstpact met de ziekenfondsen. De ondertekening van dit Pact is het orgelpunt van meer dan een jaar druk onderhandelen met de sector. Dit Pact is het resultaat van een drieledig compromis. Een compromis tussen de ziekenfondsen en de minister, tussen de verschillende ziekenfondsorganisaties van het land, tussen de partijen van de regeringscoalitie. Zoals gewenst door de grote meerderheid van de protagonisten, is het resultaat eerder een evolutie dan een revolutie van de ziekenfondswereld. Ik benut deze gelegenheid om een aantal moderniseringsassen van het Pact te belichten, die interessant kunnen zijn voor de zorgsector. 1. De as 'beleidsondersteuning en goed beheer van de gezondheidszorgverzekering' verwijst naar de rol van de ziekenfondsen als medebeheerders van de ziekteverzekering. Deze as moet de ziekenfondsen stimuleren om een actieve rol te spelen bij het beheer van de gezondheidszorg (met de gezondheidsdoelstellingen als bakens) én bij de lopende hervormingen. In afwachting van de gezondheidsdoelstellingen, worden de verzekeringsinstellingen uitgenodigd om initiatieven te nemen binnen de context van 'tijdelijke' gezondheidsdoelstellingen. We krijgen dus de mogelijkheid om samen te werken met het medisch korps om het 'beleidskader' te bepalen waar iedereen in de sector voor ijvert. De kwestie van de individuele facturatiegegevens wordt aangesneden en het IMA (Intermutualistisch Agentschap) krijgt daarbij een centrale rol. Denk maar aan de centralisering van de geanonimiseerde facturatiegegevens, zodat die ter beschikking kunnen worden gesteld van de verschillende overheden. 2. Het hoofdstuk 'handhaving en doelmatigheid' vormt een belangrijk luik van het Pact. Het doel: een grotere doelmatigheid van de zorg door een betere opsporing van fouten, misbruik en fraude in de sector. Dit is een complexe werf die niet alleen een betere samenwerking vereist tussen de ziekenfondsen en het RIZIV, maar ook eenvoudigere procedures. Het RIZIV zal ook toezien op de uniforme toepassing van de wetgeving door de verschillende verzekeringsinstellingen, via de opmaak van een cartografie van de controles 'a priori' en 'a posteriori'. Een geruststellend punt voor het medisch korps: de bevoegdheid om sancties op te leggen ligt nog altijd bij de overheden, de ziekenfondsen blijven controleurs uit de eerste lijn. Het Pact onderstreept het belang van een duidelijke, leesbare en controleerbare nomenclatuur. De verzekeringsinstellingen en zorgverleners moeten daar dus samen blijvend werk van maken. 3. Het Pact heeft ook de ambitie om de puntjes op de i te zetten rond de 'adviserend geneesheren'. Hun statuut zou kunnen evolueren, na een reflectie over hun taken. Er is sprake van de mogelijke afschaffing van bepaalde huidige taken van de adviserend geneesheren, of van de overdracht van taken naar andere actoren (bv. paramedici onder het gezag van de adviserend geneesheer). De centralisering van de adviserend geneesheren zal bestudeerd worden, hoewel de ziekenfondsen daar weigerachtig tegenover staan. 4. De 'aanvullende verzekering' zal, zoals gepland in het regeerakkoord, grondig herzien worden om ze af te stemmen op de principes van de Evidence-Based Practice (EBP). Makkelijker gezegd dan gedaan natuurlijk, want EBP is een vrij abstract begrip. Wij onthouden dat de tegemoetkomingen van de aanvullende verzekering in de toekomst afgestemd moeten zijn op de prioritaire gezondheidsnoden. De principes van de aanvullende verzekering zullen moeten overeenstemmen met de (nog te bepalen) gezondheidsdoelstellingen en ze mogen niet in tegenspraak zijn met de EBP of de verplichte verzekering (terugbetaling van de remgelden). Deze principes moeten we verfijnen en omzetten in een negatieve lijst van tussenkomsten die niet langer deel mogen uitmaken van de aanvullende verzekering. De ziekenfondssector zal begin 2017 met een voorstel moeten komen. We onthouden dat er financiële middelen vrijgemaakt zullen worden om nieuwe noden te dekken. De aanvullende verzekering is dan ook een soort voorkamer van de verplichte verzekering, wat een discussie met de zorgverleners inhoudt. 5. Een andere as is die van 'goed bestuur en transparantie'. Die omvat tal van initiatieven om de raden van bestuur van de ziekenfondsen professioneler te maken, de rapportering aan hun Landsbonden te versterken, om transparanter te zijn over de - al dan niet financiële - banden met de entiteiten rond de ziekenfondsen. De relaties met medisch-sociale instellingen zullen daarbij bijzondere aandacht krijgen, zoals gewenst door tal van artsen én door de niet-politieke ziekenfondsen (de Onafhankelijke Ziekenfondsen op kop). De criteria voor de onverenigbaarheid van een functie in een ziekenfonds met een functie in een medisch-sociale instelling zullen herzien worden. De minimale grootte van een ziekenfonds stijgt om de sector enigszins te consolideren (minimaal 75.000 aangesloten leden). Synergie tussen de verzekeringsinstellingen wordt aangemoedigd, zeker op informaticagebied. Op vlak van de informatisering van de sector, zal de minister initiatieven nemen om de ontplooiing van projecten zoals eFac of eAttest te bespoedigen. 6. Het Pact wijst nadrukkelijk op het belang van opdrachten als 'informatieverlening aan en gezondheidscoaching van de leden'. Het Pact herinnert niet alleen aan de bestaande actiegebieden, maar moedigt de ziekenfondsen ook aan om te investeren in initiatieven ter bevordering van 'health literacy' bij de bevolking. Het promoot ook de stroomlijning van acties rond gezondheidsdoelstellingen, de ontwikkeling van begeleidingsprogramma's van bepaalde doelgroepen en synergiën met de actoren van de gezondheidspreventie en -promotie. Het Pact vraagt ook aan de verzekeringsinstellingen om gemeenschappelijke acties uit te werken, bovenop hun individuele acties. De sector zal jaarlijks een nieuwe gemeenschappelijke actie moeten ondernemen en de resultaten daarvan zullen onlosmakelijk deel uitmaken van de variabele dotatie van de ziekenfondsen. 7. Het Pact eindigt tot slot met een hoofdstuk over een 'stabiel en responsabiliserend budgettair kader'. Voor wie nog altijd denkt dat de ziekenfondsen zwemmen in het geld, herhaalt het Pact de kalender van de geplande besparingen tussen 2015-2018 (120 miljoen!). Daarbovenop komt nog de stijging van het variabele gedeelte van de dotaties (van 10% naar 20%) en er is nu een verband met de prestatiecriteria. De ingevoerde financiële mechanismen (berekening van de dotatie van de ziekenfondsen, verdeelsleutel van de middelen onder de verzekeringsinstellingen, financiële responsabilisering) zullen bovendien geanalyseerd (en desgevallend ook herzien) worden. Dit Pact maakt komaf met de kortetermijnvisie die nog al te vaak heerst in de politieke wereld en waarvan de actoren uit de gezondheidszorg dikwijls machteloze getuigen of zelfs slachtoffers zijn. Toch zijn er ook enkele valkuilen. Het Pact bevat een aantal duidelijke en goed omschreven initiatieven, maar rond andere domeinen wachten we nog op concrete voorstellen. De kloof tussen de ambities en de middelen noopt ons ook om met beide voeten op de grond blijven, zeker aangezien het Pact geen rekening houdt met twee belangrijke gebieden: de arbeidsongeschiktheid/invaliditeit en de geregionaliseerde materies in het kader van de zesde staatshervorming. Het gevaar is ook niet denkbeeldig dat het afgebakende budgettaire kader in het Pact (120 miljoen besparingen tussen 2015 en 2018) niet nageleefd zal worden, wat een domper zou kunnen zetten op tal van verbintenissen. Het volstaat ook niet om een plan te bedenken, plannen zijn er om uitgevoerd te worden. De wederzijdse opvolging van de acties zal op alle niveaus met de nodige ernst moeten gebeuren, om te vermijden dat het plan dode letter zou blijven.