...

In 2005 waren er over heel België verspreid 67 wijkgezondheidscentra (WGC), in 2014 was het aantal opgelopen tot 140. De forfaitaire geneeskunde verspreidt zich. "Ze wordt gepromoot door het Riziv, maar ook door regionale en lokale besturen - vooral in Franstalig België", luidt het commentaar van dr. Marc Moens.Sterke stijging van de uitgavenDe uitgaven voor de wijkgezondheidscentra zijn de afgelopen 10 jaar sterk gestegen: in 2005 waren de forfaits voor de WGC in totaal goed voor 32,4 miljoen euro. In 2014 liep het bedrag op tot 124,6 miljoen - een stijging met 92,2 miljoen euro.Het bovenstaande bedrag bevat de forfaits voor huisartsen, verpleegkundigen én kinesitherapeuten tezamen. Wat huisartsen alleen betreft, evolueerde het totale bedrag voor forfaits van 17,7 miljoen in 2005 naar 55 miljoen in 2014. Overigens, zo geeft de Bvas-voorman aan, zit daar tegenwoordig automatisch het bedrag voor het GMD in - aanvankelijk werd dat apart aangerekend.Naast de forfaits ontvangen de WGC ook nog een aantal bedragen als gevolg van de uitvoering van verschillende sociale akkoorden. Die lopen samen op tot 17,6 miljoen, waarvan drie miljoen betaald wordt uit het budget geneeskundige verzorging van het Riziv, en de rest uit de Riziv-administratiekosten.In 2014 ontvingen de WGC zo in totaal een pakket 142,3 miljoen euro. Het Riziv rekende uit dat dat 13% meer is dan in 2013. "Een dergelijke stijging is toch zeer exceptioneel in de gezondheidszorg", onderstreept dr. Moens.Jongere populatie"De Wijkgezondheidscentra zijn ondertussen al een halve eeuw oud", weet Moens. "Ondanks de voordelen die ze bieden, trekken ze maar weinig mensen aan", stelt hij: voor het hele land zijn ze goed voor 2,8% van de bevolking.Het aantal ingeschreven patiënten is de afgelopen tien jaar weliswaar meer dan verdubbeld - van 143.294 in 2005 tot 311.193 in 2014. Dat is een belangrijke toename, maar beduidend minder sterk dan de groei van de middelen.De bedoeling van wijkgezondheidscentra is om laagdrempelige eerstelijnszorg aanbieden. Maar critici stellen vaak dat WGC juist een jongere, minder moeilijke populatie zien dan de gewone huisarts.Van de Belgische bevolking (aangesloten bij de ziekteverzekering) heeft zowat 17% recht op een verhoogde (verzekerings)tegemoetkoming. In de WGC ligt dat percentage behoorlijk wat hoger: RVV-patiënten zijn gemiddeld goed voor 41% van de WGC-populatie. De centra blijken naar verhouding veel patiënten aan te trekken met een laag inkomen.Maar uit de recente cijfers van het Riziv blijkt inderdaad dat in de WGC de patiëntenpopulatie relatief jong is. Het aantal patiënten dat artsen in WGC zien in de leeftijdsgroep van 10 tot 19 jaar, bijvoorbeeld, bedraagt 4% van de totale Belgische bevolking van die leeftijd. Naarmate de leeftijdsgroepen ouder worden, wordt hun aandeel ten opzichte van de hele bevolking kleiner (zie tabel). De WGC-artsen verzorgen nog 2,17% van de bevolking tussen 50-59 jaar oud.In een wijkgezondheidscentrum is gemiddeld 24% van de patiëntenpopulatie ouder dan 50 jaar, terwijl het aantal vijftig-plussers thans goed is voor 39% van de (tegen ziekte verzekerde) Belgische bevolking. "Oudere patiënten hebben meer problemen, zijn vaker chronisch ziek", plaatst dr. Moens daar als commentaar bij.Tabel: Percentage patiënten in WGC per leeftijdsgroep leeftijdsgroep aandeel van de bevolking* 0-9 jaar 4,27% 10-19 jaar 4,06% 20-29 jaar 3,29% 30-39 jaar 3,29% 40-49 jaar 2,82% 50-59 jaar 2,17% 60-69 jaar 1,73% 70-79 jaar 1,42% 80-89 jaar 1,04% 90 jaar of meer 0,87% * berekend aan de hand van het aantal forfaits voor huisartsen, percentage op het totaal aantal verzekerden tegen ziekte