Momenteel zet de overheid in op het beperken van fysieke contacten en contacttracing om de verdere verspreiding van het coronavirus tegen te gaan. Maar je moet aan brontracing doen om écht te weten te komen of en hoe het virus zich verspreidt via het werk, en hoe de (lockdown)maatregelen hierop een invloed hebben.

Dat we in deze situatie niet alles weten en kennen, besef ik maar al te goed. Maar we hebben de morele plicht om ten minste de impact van de (lockdown)maatregelen te blijven opvolgen en bij te sturen indien nodig. Een betere kennis van de beroepsrisico's kan in belangrijke mate informatie geven om gerichter en fijnmaziger bepaalde activiteiten in bepaalde sectoren te beperken om de verspreiding van het virus tegen te gaan of beter nog, om preventiemaatregelen te nemen.

Ondanks het feit dat er al van bij de start van de eerste golf een heel concreet voorstel klaarligt, en we hiervoor al meerdere malen hebben opgeroepen (zie ook mijn eerdere opinie) en aangeklopt bij verschillende instanties, bleef het verzoek tot op heden onbeantwoord. Als het een troost mag wezen, op Europees vlak is het niet beter. Literatuuronderzoek en navraag bij mijn Europese collega's leert dat er weinig tot geen systematische studies zijn naar de rol van werk in de verspreiding van het virus. Ondanks de beperkingen, wil ik toch - gezien het belang voor de controle van het virus, maar ook voor de economie en de impact op ons welzijn - een overzicht geven van het beschikbaar onderzoek en de inzichten tot op heden.

De eerste golf

In het begin van de crisis is er vooral een inschatting gemaakt op basis van het fysiek contact en het contact met infecties op het werk (zie figuur 1). Het covid-19-virus verspreidt zich namelijk onder de bevolking door nauw menselijk contact.

Deze inschatting leek vrij goed overeen te komen met de realiteit. De eerste gevallen van beroepsrisico van covid-19 deden zich voor in de horeca en het toerisme. Er volgde snel een lockdown. In het begin van de eerste golf liepen vooral de essentiële werknemers, zoals bijvoorbeeld zorgverleners, een hoger risico op COVID-19.

Figuur 1: indeling van risicojobs naargelang de fysieke afstand tot anderen en blootstelling aan infectierisico's op het werk., RV
Figuur 1: indeling van risicojobs naargelang de fysieke afstand tot anderen en blootstelling aan infectierisico's op het werk. © RV

Dit werd ook bevestigd door een studie van het Europese Centre for Disease Control die het aantal clusters per sector tijdens de eerste golf van 15 Europese landen en het Verenigd Koninkrijk heeft onderzocht (nota bene: Belgische gegevens ontbraken in deze analyse). Uitbraken hadden in de eerste golf plaats in zorginstellingen, woonzorgcentra en in de vlees- en pluimveeverwerkende industrie.

Dit vertaalde zich ook in de verklaringen voor beroepsziekte in België. Sinds het begin van de pandemie en 17 november dienden arbeidsartsen 9.288 aangiften van COVID-19 in bij Fedris, het federaal agentschap voor beroepsrisico's (figuur 2). Het gaat hier vooral over zorgverleners, al moeten deze cijfers gezien worden in het licht van de aanvraag- en erkenningscriteria waarbij de focus voornamelijk lag op de zorgberoepen.

Figuur 2: evolutie van het aantal COVID-19 aangiften per week., RV
Figuur 2: evolutie van het aantal COVID-19 aangiften per week. © RV

Andere interessante cijfers komen uit Italië waarbij men inschatte dat in 19,4% van de gevallen de SARS-CoV-2-infectie vermoedelijk werd opgelopen op het werk. Voor de mensen op beroepsactieve leeftijd lag het percentage op 30%. Ook hier bleken gezondheidswerkers de hoogste risicoberoepscategorie (29.548 getroffen personen op 5 juli 2020 in Italië).

Veruit de meest interessante (maar nog niet peer reviewed) studie komt evenwel uit Noorwegen. Daarbij heeft men gegevens verzameld uit verschillende databases met als doel snel kennis te verwerven over de verspreiding van het SARS-CoV-2-virus. Meer bepaald hoe maatregelen om de verspreiding te beperken de infectiegraad van de bevolking beïnvloeden.

Het register bestaat uit gegevens uit het elektronische patiëntendossier van alle ziekenhuizen, het registratiesysteem voor overdraagbare ziekten, het bevolkingsregister, het werkgevers- en werknemersregister, én de eerste positieve PCR-testen voor SARS-CoV-2 van elke bewoner in Noorwegen inclusief de data van testen en diagnose.

Ook hier bleken verpleegkundigen, artsen, tandartsen, fysiotherapeuten, bus-, tram- en taxichauffeurs ongeveer 1,5 - 3,5 keer de odds (~kans) te hebben op bevestigde COVID-19 tijdens de eerste infectiegolf, in vergelijking met de algemene bevolking op beroepsactieve leeftijd (figuur 3).

De tweede golf

Het patroon van beroepsrisico van bevestigde COVID-19 was anders voor de tweede golf van infectie dan voor de eerste infectiegolf. Vooral de horeca (barpersoneel, obers,...) hadden 1,5 - 4 keer de odds (~ kans) op COVID-19 vergeleken met iedereen van werkende leeftijd.

Opvallend was dat de odds niet gestegen waren bij een aantal andere contactberoepen zoals kinderopvangmedewerkers, leerkrachten van kinderen en studenten van elke leeftijd, fitnessinstructeurs, winkelmedewerkers, kappers, bus- en tramchauffeurs, schoonmakers en gezondheidspersoneel (verpleegkundigen, artsen, fysiotherapeuten en tandartsen).

Figuur 3 toont de analyse, waarbij ik het risico op fysiek contact op het werk heb uitgezet ten opzichte van de adjusted odds ratio's uit de Noorse studie voor de eerste en tweede golf.

Figuur 3: adjusted odds ratio's uit de Noorse studie voor de eerste golf per beroepsgroep ten opzichte van het risico op fysiek contact op het werk (de blauwe cirkel is getrokken rond de gezondheidswerkers, de roze omcirkelt horecapersoneel) ., RV
Figuur 3: adjusted odds ratio's uit de Noorse studie voor de eerste golf per beroepsgroep ten opzichte van het risico op fysiek contact op het werk (de blauwe cirkel is getrokken rond de gezondheidswerkers, de roze omcirkelt horecapersoneel) . © RV
Figuur 3: adjusted odds ratio's uit de Noorse studie voor de tweede golf per beroepsgroep ten opzichte van het risico op fysiek contact op het werk (de blauwe cirkel is getrokken rond de gezondheidswerkers, de roze omcirkelt horecapersoneel) ., RV
Figuur 3: adjusted odds ratio's uit de Noorse studie voor de tweede golf per beroepsgroep ten opzichte van het risico op fysiek contact op het werk (de blauwe cirkel is getrokken rond de gezondheidswerkers, de roze omcirkelt horecapersoneel) . © RV

Werk de motor van preventie

Hieruit blijkt duidelijk dat je door gepaste maatregelen op het werk te nemen de verspreiding van het virus via het werk kan indijken. In de tweede golf waren de procedures, preventiemaatregelen en -middelen in zorg op punt, waardoor de odds op het niveau van de algemene bevolking kwam te liggen.

Daarom is preventiemaatregelen nemen, opvolgen en bijsturen een van de belangrijkste maatregelen die de overheid kan nemen in de exitstrategie van de tweede golf en ook om een derde golf te vermijden. Hierbij spelen de comités en diensten voor preventie en bescherming op het werk een cruciale rol, om op bedrijfsniveau de nodige veiligheids- en organisatorische maatregelen uit te werken.

Hiervoor is geen bijkomende wetgeving nodig, maar dient de overheid voluit de kaart te trekken van die bestaande structuren, en ondernemingen te empoweren om dit te realiseren samen met de comités én diensten voor preventie en bescherming op het werk.

Diensten voor preventie en bescherming op het werk zijn zeer goed georganiseerd om vaccinatiecampagnes snel tot een succes te brengen

Op die manier betrek je mensen en geef je hen de mogelijkheid om mee de pandemie onder controle te krijgen. Hiervoor moeten volksgezondheidsinstanties en instanties voor gezondheid en veiligheid op het werk zowel op lokaal als op nationaal niveau samenwerken om de verspreiding van COVID-19 op het werk en in de algemene bevolking te voorkomen.

Deze samenwerking zal ook nodig zijn voor de snelle en veilige vaccinatie van de zorgverleners en andere (risico)beroepen. Diensten voor preventie en bescherming op het werk hebben veel ervaring en zijn zeer goed georganiseerd om vaccinatiecampagnes snel tot een succes te brengen. Dit is meermaals aangetoond in onder andere de vaccinatie tegen de Mexicaans griep, hepatitis, en griep.

Momenteel zet de overheid in op het beperken van fysieke contacten en contacttracing om de verdere verspreiding van het coronavirus tegen te gaan. Maar je moet aan brontracing doen om écht te weten te komen of en hoe het virus zich verspreidt via het werk, en hoe de (lockdown)maatregelen hierop een invloed hebben. Dat we in deze situatie niet alles weten en kennen, besef ik maar al te goed. Maar we hebben de morele plicht om ten minste de impact van de (lockdown)maatregelen te blijven opvolgen en bij te sturen indien nodig. Een betere kennis van de beroepsrisico's kan in belangrijke mate informatie geven om gerichter en fijnmaziger bepaalde activiteiten in bepaalde sectoren te beperken om de verspreiding van het virus tegen te gaan of beter nog, om preventiemaatregelen te nemen.Ondanks het feit dat er al van bij de start van de eerste golf een heel concreet voorstel klaarligt, en we hiervoor al meerdere malen hebben opgeroepen (zie ook mijn eerdere opinie) en aangeklopt bij verschillende instanties, bleef het verzoek tot op heden onbeantwoord. Als het een troost mag wezen, op Europees vlak is het niet beter. Literatuuronderzoek en navraag bij mijn Europese collega's leert dat er weinig tot geen systematische studies zijn naar de rol van werk in de verspreiding van het virus. Ondanks de beperkingen, wil ik toch - gezien het belang voor de controle van het virus, maar ook voor de economie en de impact op ons welzijn - een overzicht geven van het beschikbaar onderzoek en de inzichten tot op heden. De eerste golfIn het begin van de crisis is er vooral een inschatting gemaakt op basis van het fysiek contact en het contact met infecties op het werk (zie figuur 1). Het covid-19-virus verspreidt zich namelijk onder de bevolking door nauw menselijk contact. Deze inschatting leek vrij goed overeen te komen met de realiteit. De eerste gevallen van beroepsrisico van covid-19 deden zich voor in de horeca en het toerisme. Er volgde snel een lockdown. In het begin van de eerste golf liepen vooral de essentiële werknemers, zoals bijvoorbeeld zorgverleners, een hoger risico op COVID-19.Dit werd ook bevestigd door een studie van het Europese Centre for Disease Control die het aantal clusters per sector tijdens de eerste golf van 15 Europese landen en het Verenigd Koninkrijk heeft onderzocht (nota bene: Belgische gegevens ontbraken in deze analyse). Uitbraken hadden in de eerste golf plaats in zorginstellingen, woonzorgcentra en in de vlees- en pluimveeverwerkende industrie. Dit vertaalde zich ook in de verklaringen voor beroepsziekte in België. Sinds het begin van de pandemie en 17 november dienden arbeidsartsen 9.288 aangiften van COVID-19 in bij Fedris, het federaal agentschap voor beroepsrisico's (figuur 2). Het gaat hier vooral over zorgverleners, al moeten deze cijfers gezien worden in het licht van de aanvraag- en erkenningscriteria waarbij de focus voornamelijk lag op de zorgberoepen. Andere interessante cijfers komen uit Italië waarbij men inschatte dat in 19,4% van de gevallen de SARS-CoV-2-infectie vermoedelijk werd opgelopen op het werk. Voor de mensen op beroepsactieve leeftijd lag het percentage op 30%. Ook hier bleken gezondheidswerkers de hoogste risicoberoepscategorie (29.548 getroffen personen op 5 juli 2020 in Italië).Veruit de meest interessante (maar nog niet peer reviewed) studie komt evenwel uit Noorwegen. Daarbij heeft men gegevens verzameld uit verschillende databases met als doel snel kennis te verwerven over de verspreiding van het SARS-CoV-2-virus. Meer bepaald hoe maatregelen om de verspreiding te beperken de infectiegraad van de bevolking beïnvloeden. Het register bestaat uit gegevens uit het elektronische patiëntendossier van alle ziekenhuizen, het registratiesysteem voor overdraagbare ziekten, het bevolkingsregister, het werkgevers- en werknemersregister, én de eerste positieve PCR-testen voor SARS-CoV-2 van elke bewoner in Noorwegen inclusief de data van testen en diagnose. Ook hier bleken verpleegkundigen, artsen, tandartsen, fysiotherapeuten, bus-, tram- en taxichauffeurs ongeveer 1,5 - 3,5 keer de odds (~kans) te hebben op bevestigde COVID-19 tijdens de eerste infectiegolf, in vergelijking met de algemene bevolking op beroepsactieve leeftijd (figuur 3). De tweede golfHet patroon van beroepsrisico van bevestigde COVID-19 was anders voor de tweede golf van infectie dan voor de eerste infectiegolf. Vooral de horeca (barpersoneel, obers,...) hadden 1,5 - 4 keer de odds (~ kans) op COVID-19 vergeleken met iedereen van werkende leeftijd. Opvallend was dat de odds niet gestegen waren bij een aantal andere contactberoepen zoals kinderopvangmedewerkers, leerkrachten van kinderen en studenten van elke leeftijd, fitnessinstructeurs, winkelmedewerkers, kappers, bus- en tramchauffeurs, schoonmakers en gezondheidspersoneel (verpleegkundigen, artsen, fysiotherapeuten en tandartsen). Figuur 3 toont de analyse, waarbij ik het risico op fysiek contact op het werk heb uitgezet ten opzichte van de adjusted odds ratio's uit de Noorse studie voor de eerste en tweede golf. Werk de motor van preventieHieruit blijkt duidelijk dat je door gepaste maatregelen op het werk te nemen de verspreiding van het virus via het werk kan indijken. In de tweede golf waren de procedures, preventiemaatregelen en -middelen in zorg op punt, waardoor de odds op het niveau van de algemene bevolking kwam te liggen. Daarom is preventiemaatregelen nemen, opvolgen en bijsturen een van de belangrijkste maatregelen die de overheid kan nemen in de exitstrategie van de tweede golf en ook om een derde golf te vermijden. Hierbij spelen de comités en diensten voor preventie en bescherming op het werk een cruciale rol, om op bedrijfsniveau de nodige veiligheids- en organisatorische maatregelen uit te werken. Hiervoor is geen bijkomende wetgeving nodig, maar dient de overheid voluit de kaart te trekken van die bestaande structuren, en ondernemingen te empoweren om dit te realiseren samen met de comités én diensten voor preventie en bescherming op het werk.Op die manier betrek je mensen en geef je hen de mogelijkheid om mee de pandemie onder controle te krijgen. Hiervoor moeten volksgezondheidsinstanties en instanties voor gezondheid en veiligheid op het werk zowel op lokaal als op nationaal niveau samenwerken om de verspreiding van COVID-19 op het werk en in de algemene bevolking te voorkomen.Deze samenwerking zal ook nodig zijn voor de snelle en veilige vaccinatie van de zorgverleners en andere (risico)beroepen. Diensten voor preventie en bescherming op het werk hebben veel ervaring en zijn zeer goed georganiseerd om vaccinatiecampagnes snel tot een succes te brengen. Dit is meermaals aangetoond in onder andere de vaccinatie tegen de Mexicaans griep, hepatitis, en griep.