...

Internationaal onderzoek toont aan dat bij sommige beroepsgroepen het risico op suïcide hoger ligt dan in andere beroepsgroepen. Dat is bijvoorbeeld het geval met artsen, apothekers en verpleegkundigen.Het VLESP-rapport bevat weliswaar geen recente statistieken over de suïcidecijfers bij het medisch korps maar ze zijn hoe dan ook veelzeggend. In de periode 2004-2011 overleden 41 Vlaamse artsen ten gevolge van suïcide -2012 zit niet in dit cijfer omwille van een andere registratiemethode. Jaarlijks ging het in die tijdsspanne over gemiddeld vijf artsen, vier mannen en één vrouw. 34 van de 41 artsen -23 mannen en 11 vrouwen- waren beroepsactief op het ogenblik van overlijden. De gemiddelde suïcideratio per jaar in de periode 2004-2011 bedroeg 24,5 per 100.000 beroepsactieve artsen. Dat cijfer is bijna identiek aan dat in dezelfde periode bij de Vlaamse bevolking tussen 25 en 65 jaar. Bij mannelijke artsen ligt de suïcideratio onder die van de Vlaamse mannen -25 versus 35,1 per 100.000. Bij de vrouwelijke artsen daarentegen loopt de suïcideratio in de periode 2006-2011 op tot meer dan het dubbele (23,7 versus 14,1 per 100.000). De suïcideratio bij vrouwelijke artsen benadert dus deze bij mannelijke artsen. Het VESP-rapport concludeert dat enkel vrouwelijke artsen in Vlaanderen een (sterk) verhoogd suïciderisico lopen.Suïcide bij artsen kwam het meest voor in de leeftijdsgroep 45-54 jaar (38,6%). Slechts één arts stierf ten gevolge van suïcide voor de leeftijd van 35 jaar. De oudste arts die in de periode 2004-2012 door suïcide om het leven kwam was 80 jaar.