De voorbije coronaweken circuleerden er heel wat onrustwekkende berichten over ziekenhuizen en woonzorgcentra waar grenzen van de zorg bereikt of net overschreden werden. Terechte ethische discussies, maar horen we in deze discussie ook de stem van de betrokken mensen? En worden deze vragen misschien niet wat laat gesteld?

Laat dit een pleidooi zijn om de wensen van deze mensen beter te leren kennen en vooraf te weten hoe zij zelf hun toekomst tegemoet zien. Een vroegtijdige zorgplanning met voldoende aandacht voor positieve en negatieve wilsuitingen, kan schrijnende toestanden helpen voorkomen.

De discussie gaat dan niet over 'moeten wij (als artsen) verwijzen naar het ziekenhuis?' Of 'moeten wij (als artsen) beslissen of iemand al dan niet op een ICU terecht komt?' De discussie is dan eerder: wil deze mens verwezen worden? Of wil deze mens nog verder behandeld en ondersteund worden met alle mogelijke technische middelen die beschikbaar zijn?

Vroegtijdige identificatie van mensen met palliatieve zorgnoden kan helpen om ons zorgsysteem te behoeden voor een implosie bij een tweede golf

Een goed uitgewerkte vroegtijdige zorgplanning maakt op dit ogenblik niet actief deel uit van het Elektronisch Medisch Dossier (EMD) van de huisarts, waardoor het ook niet vaak een onderwerp is van gesprek tijdens de consultatie.

Nochtans zou het hier een belangrijke plaats kunnen innemen en (huis)artsen kunnen helpen om in continu overleg met de betrokken mensen, belangrijke keuzes in verband met mogelijke toekomstige zorgverlening vooraf te kunnen verwoorden en vastleggen in het dossier.

Hierbij hoeft niet te worden gewacht tot het einde in zicht komt, maar kan het deel uitmaken van dagelijkse 'proactieve' zorg zoals die best gevoerd wordt bij elke chronische aandoening. Zo wordt vroegtijdige zorgplanning een zinvolle beleidskeuze van elke patiënt, niet alleen op het levenseinde maar evengoed vroeger in het levenstraject.

Vroegtijdige zorgplanning zou haast vanzelfsprekend moeten opgestart worden wanneer de levensverwachting verkort. En hoewel (huis)artsen dit slecht kunnen prognosticeren, zijn er toch hulpmiddelen beschikbaar. De 'Surprise Question' (zou ik verrast zijn als deze patiënt voor mij binnen 12 maanden is overleden?) is een goed hulpmiddel om mensen te identificeren die baat zouden kunnen hebben met het aanbieden van palliatieve zorg.

Zeker dan is een goed gesprek over toekomstige zorgwensen noodzakelijk. Een vroegtijdige identificatie van mensen met mogelijke palliatieve zorgnoden en met een geïndividualiseerd plan van aanpak kan wellicht helpen om ons zorgsysteem te behoeden voor een implosie bij een voorspelde tweede golf.

Vroegtijdige zorgplanning zou haast vanzelfsprekend moeten opgestart worden wanneer de levensverwachting verkort

Maar dan zal ook in de opleiding van artsen meer aandacht moeten gegeven worden aan palliatieve zorg en levenseindezorg, eerder dan aan doorgedreven technische mogelijkheden die de lengte van het leven misschien wel doen toenemen, maar niet altijd de kwaliteit ervan.

Is dit dan weer een bijkomende taak voor de nu al overbelaste (huis)arts? Uit heel wat literatuur blijkt dat de behandelende (huis)arts best geplaatst is om het initiatief hiervoor te nemen. Toch wordt hier vaak afgewacht, uit onterechte vrees dat er meer angst en onrust geïnduceerd wordt door het gesprek aan te gaan. Omdat ook de betrokken patiënt aarzelt en hoopt dat dergelijke belangrijke zaken wel door de arts naar voor gebracht zullen worden, vindt er eigenlijk geen gesprek plaats en gaan er kansen verloren.

Onderzoek leert dat mensen gerust gesteld worden als hun wensen en verwachtingen ernstig genomen worden en ernaar gehandeld zal worden. Een gesprek over vroegtijdige zorgplanning en het tijdig herkennen van mensen met mogelijke palliatieve zorgnoden brengt rust, ook wanneer dringende ethische keuzes dienen gemaakt te worden.

De voorbije coronaweken circuleerden er heel wat onrustwekkende berichten over ziekenhuizen en woonzorgcentra waar grenzen van de zorg bereikt of net overschreden werden. Terechte ethische discussies, maar horen we in deze discussie ook de stem van de betrokken mensen? En worden deze vragen misschien niet wat laat gesteld?Laat dit een pleidooi zijn om de wensen van deze mensen beter te leren kennen en vooraf te weten hoe zij zelf hun toekomst tegemoet zien. Een vroegtijdige zorgplanning met voldoende aandacht voor positieve en negatieve wilsuitingen, kan schrijnende toestanden helpen voorkomen.De discussie gaat dan niet over 'moeten wij (als artsen) verwijzen naar het ziekenhuis?' Of 'moeten wij (als artsen) beslissen of iemand al dan niet op een ICU terecht komt?' De discussie is dan eerder: wil deze mens verwezen worden? Of wil deze mens nog verder behandeld en ondersteund worden met alle mogelijke technische middelen die beschikbaar zijn?Een goed uitgewerkte vroegtijdige zorgplanning maakt op dit ogenblik niet actief deel uit van het Elektronisch Medisch Dossier (EMD) van de huisarts, waardoor het ook niet vaak een onderwerp is van gesprek tijdens de consultatie. Nochtans zou het hier een belangrijke plaats kunnen innemen en (huis)artsen kunnen helpen om in continu overleg met de betrokken mensen, belangrijke keuzes in verband met mogelijke toekomstige zorgverlening vooraf te kunnen verwoorden en vastleggen in het dossier. Hierbij hoeft niet te worden gewacht tot het einde in zicht komt, maar kan het deel uitmaken van dagelijkse 'proactieve' zorg zoals die best gevoerd wordt bij elke chronische aandoening. Zo wordt vroegtijdige zorgplanning een zinvolle beleidskeuze van elke patiënt, niet alleen op het levenseinde maar evengoed vroeger in het levenstraject. Vroegtijdige zorgplanning zou haast vanzelfsprekend moeten opgestart worden wanneer de levensverwachting verkort. En hoewel (huis)artsen dit slecht kunnen prognosticeren, zijn er toch hulpmiddelen beschikbaar. De 'Surprise Question' (zou ik verrast zijn als deze patiënt voor mij binnen 12 maanden is overleden?) is een goed hulpmiddel om mensen te identificeren die baat zouden kunnen hebben met het aanbieden van palliatieve zorg. Zeker dan is een goed gesprek over toekomstige zorgwensen noodzakelijk. Een vroegtijdige identificatie van mensen met mogelijke palliatieve zorgnoden en met een geïndividualiseerd plan van aanpak kan wellicht helpen om ons zorgsysteem te behoeden voor een implosie bij een voorspelde tweede golf. Maar dan zal ook in de opleiding van artsen meer aandacht moeten gegeven worden aan palliatieve zorg en levenseindezorg, eerder dan aan doorgedreven technische mogelijkheden die de lengte van het leven misschien wel doen toenemen, maar niet altijd de kwaliteit ervan.Is dit dan weer een bijkomende taak voor de nu al overbelaste (huis)arts? Uit heel wat literatuur blijkt dat de behandelende (huis)arts best geplaatst is om het initiatief hiervoor te nemen. Toch wordt hier vaak afgewacht, uit onterechte vrees dat er meer angst en onrust geïnduceerd wordt door het gesprek aan te gaan. Omdat ook de betrokken patiënt aarzelt en hoopt dat dergelijke belangrijke zaken wel door de arts naar voor gebracht zullen worden, vindt er eigenlijk geen gesprek plaats en gaan er kansen verloren. Onderzoek leert dat mensen gerust gesteld worden als hun wensen en verwachtingen ernstig genomen worden en ernaar gehandeld zal worden. Een gesprek over vroegtijdige zorgplanning en het tijdig herkennen van mensen met mogelijke palliatieve zorgnoden brengt rust, ook wanneer dringende ethische keuzes dienen gemaakt te worden.