Verwonderen is een werkwoord. Het vereist mentale actie. Het brein moet aan het werk gezet worden.
Zich verwonderen over iets. Kunnen we dat nog wel, in onze huidige tijd?
Onbevangen kijken naar de werkelijkheid, naar de wereld zoals die zich voor onze ogen afspeelt, naar de wolken die voorbijtrekken, naar de bomen die ruisen in de wind, naar het geritsel in de struiken van een of ander insect of ander levend wezen?
Het lijkt wel alsof we deze kwaliteit zijn kwijtgespeeld, of toch minstens verleerd. Bijna alles wat er in de wereld rondom ons gebeurt, wordt ons, zonder dat we er veel inspanning moeten voor doen, op een presenteerblaadje aangereikt.
De voorspelbaarheid wordt ons, zonder dat we het beseffen, opgedrongen. Open staan voor het onverwachte, het wonderlijke, voor het onvoorspelbare, wordt naar de achtergrond verdreven.
Digitale media hebben er deels voor gezorgd dat de kunst van het verwonderen verwatert. Vaak beschikken kinderen reeds vanaf de leeftijd van 9 jaar over een smartphone. Dit stelt hen in staat een zekere vorm van de werkelijkheid in zich op te nemen.
De vraag is of dit wel de juiste manier is om kennis te nemen van de wereld. We zijn geboren met een 'leeg' stel hersenen. Naarmate we opgroeien wordt dit leeg hoofd gevuld met allerlei indrukken, invloeden, kennis, waarnemingen, observaties. Als een groot deel van wat binnenkomt in die jeugdige hersenen, via digitale kanalen verloopt, dan kan de vraag gesteld wat voor wereldbeeld uiteindelijk gecreëerd wordt.
Zich verwonderen over iets. Kunnen we dat nog wel, in deze huidige tijd?
Via onze beeldschermen nemen we een zekere vorm van werkelijkheid waar. Maar welke werkelijkheid? Zijn het de verschijnselen zoals ze zich werkelijk in de realiteit afspelen? Of is het een aangepaste werkelijkheid die we te zien krijgen? Een opgesmukte, opgekalefaterde, deels verzonnen weergave van het werkelijke leven op deze aardbol?
Tussen de waarnemer en het waargenomen object of subject, zit veelal een medium. We nemen kennis van de wereld rondom ons via het schrift, het beeld en het gesproken woord. Deze intermedia vormen de verbinding tussen diegene die observeert, en het geobserveerde. Deze interface zorgt ervoor dat we nooit de feiten zoals ze zijn, waarnemen. Op een of andere wijze wordt onze observatie vertroebeld door dat tussenschot, de bril waardoor we waarnemen wat ons omringt.
Is dit een probleem? Of hoeft dit een probleem te zijn? Wat we percipiëren is altijd een gewijzigde versie. In die zin kan dit een probleem zijn, voornamelijk als nauwkeurige observatie voor onderzoeksdoeleinden vereist is.
Wetenschappers die een bepaald object onder een microscoop bestuderen, ondervinden best zo weinig mogelijk ruis. Ze moeten zo objectief als mogelijk datgene registreren wat er te zien of te bestuderen valt. Zonder interferentie van beïnvloedende factoren moeten ze quasi onbevooroordeeld kunnen waarnemen.
Wat we percipiëren is altijd een gewijzigde versie
Als we echter een foto, getrokken door een amateurfotograaf, te zien krijgen, dan zien we bijvoorbeeld het beeld van een vogel, zoals die door de fotograaf in beeld is gebracht, met alle nuances die erbij horen. De persoon die de foto getrokken heeft, gebruikt een welbepaalde invalshoek, een specifieke belichting, een welgekozen achtergrond, tegen dewelke hij die foto neemt.
Als we als buitenstaander daarnaar kijken, dan zouden we moeten weten dat dit beeld deels zijn interpretatie is van de werkelijkheid, maar ook deels de werkelijkheid zelf. Als de fotograaf ons de foto toont, denken we vaak niet na bij deze aspecten van het beeld dat hij ons voorschotelt. We denken dat de foto de ware werkelijkheid representeert.
Terwijl diezelfde vogel misschien, door een andere fotograaf, op een totaal andere wijze aan ons wordt getoond. Met andere woorden, kennis, kunde, inzicht in belichting en invalshoek, bepalen hoe wij die vogel zien. In die zin toont de foto niet de vogel zoals die er werkelijk uitziet.
Zich verwonderen over iets vereist dus terzelfdertijd de kunst om de werkelijkheid waar te nemen, liefst zo onbevangen mogelijk, los van allerlei storende, interfererende factoren. De vraag is dan in hoeverre dit mogelijk is?
Ook in de wetenschap wordt die vraag gesteld. Wetenschap is niet neutraal, niet waardenvrij. Wetenschap wordt bedreven door mensen met een bepaalde achtergrond en voorkennis. Zij bestuderen objecten met een zekere vooringenomenheid.
Zich verwonderen over iets vereist dus terzelfdertijd de kunst om de werkelijkheid waar te nemen, liefst zo onbevangen mogelijk, los van allerlei storende, interfererende factoren
We zeggen wel dat we zo objectief mogelijk de werkelijkheid willen bestuderen, maar onbewust wordt je toch voor een stuk gedreven door persoonlijke contextuele factoren.
Oefent dit gegeven een schadelijke invloed uit op de kwaliteit van het onderzoek? Niet noodzakelijk. Zolang je maar geen onderzoek doet, waarbij je vooraf reeds een welbepaalde uitkomst voor ogen hebt. Want dan bestaat het gevaar dat onderzoeksgegevens zodanig gemanipuleerd worden, dat het gewenste resultaat bereikt wordt. Dan dreigt het gevaar van vooringenomenheid. Alle wenselijke onderzoeksgegevens worden weerhouden, alle ongewenste, storende elementen worden uitgefilterd.
De dubbelblinde gerandomiseerde wijze van onderzoek doen komt deels tegemoet aan dit gevaar. Daarnaast bestaan er statistische methodes om bias in het onderzoek eruit te halen.
Natuurlijk kan niet elk onderzoeksopzet in een dergelijk stramien gegoten worden. Dat is zonneklaar. Het spreekt voor zich dat onderzoeksmethodes in de geneeskunde niet noodzakelijk ook toegepast kunnen worden in de economische wetenschap, of in de technologie.
Kortom, elke tak van de wetenschap heeft haar eigenheden en valkuilen, als het aankomt om een onderzoeksopzet op te starten.
De rode draad doorheen dit alles is en blijft wel dat 'die kunst van het zich verwonderen over de wereld rondom ons' een voorwaarde is om tot een heldere kijk te komen over de werkelijkheid zoals die zich aan ons voordoet.