In februari 2020 dienden Kamerleden van Ecolo- Groen een voorstel van resolutie in over de wijziging van de wet van 22 augustus 2002 betreffende de rechten van de patiënt. Vorige week organiseerde de Kamercommissie voor volksgezondheid hoorzittingen hierover.

De auteurs zijn vol lof over deze wet: "Zij hield een revolutionaire vooruitging in en is nog steeds opmerkelijk omdat ze de burger erkent als een actor die zijn gezondheid in handen neemt'. Maar ze vertoont volgens hen 'een aantal tekortkomingen". Ik vermeld er hier enkele, die niet in het voorstel aan bod komen.

Van passieve naar participerende patiënt. De wet definieert de patiënt als 'de persoon aan wie gezondheidszorg wordt verstrekt'. Kan het passiever? Een actor die zijn gezondheid in handen neemt zou zoals in de Europese patiëntenrechtenrichtlijn kunnen worden gedefinieerd als 'een persoon die gezondheidszorg ontvangt of wenst te ontvangen'.

De wat paternalistische ondertoon hoor je ook in het recht op kwaliteitsvolle dienstverstrekking (artikel 5). Dat recht heb je als patiënt als je er 'behoefte' aan hebt. Bij een beenamputatie is dat duidelijk, maar dat is lang niet altijd zo. Wellicht kan 'behoefte' beter worden geschrapt of vervangen. Artikel 7 laat toe dat een arts informatie over de gezondheidstoestand niet meedeelt onder strikte voorwaarden, de zogenaamde therapeutische exceptie. Dat was 20 jaar geleden nog een veel voorkomende praktijk. Nu veel minder.

Naar gezamenlijke besluitvorming. De Nederlandse patiëntenrechtenwet (1995) was een belangrijke inspiratiebron voor de onze. Na een lange voorbereiding trad op 1 januari 2020 een gewijzigde wet in werking. Die stelt gezamenlijke besluitvorming centraal. De patiënt 'beslist' niet langer aan het einde van een monoloog, maar gedurende een continue interactie tussen hem of haar en de zorgverlener. Die moet de patiënt niet alleen maar informeren maar er ook 'tijdig mee overleggen'. De zorgverlener moet zich tijdens dit overleg op de hoogte stellen van de situatie en de behoeften van de patiënt en hem ook uitnodigen vragen te stellen. De informatie moet passen bij het bevattingsvermogen van de patiënt. Dat zijn belangrijke wijzigingen die de wet beter laten aansluiten bij nieuwe ontwikkelingen inzake communicatie met patiënten. De Nederlanders waren ons weer voor. Dat geeft ons het voordeel van de achterstand. We kunnen er lessen uittrekken bij het herschrijven van onze wet.

De Nederlanders waren ons weer voor. Dat geeft ons het voordeel van de achterstand

Het patiëntendossier. Ook artikel 9 mag tegen het licht worden gehouden. Neem de persoonlijke notities. De patiënt mag daar alleen onrechtstreeks inzage van krijgen. Maar horen die wel thuis in het patiëntendossier? En wat verstaan we eronder? En waarom mag een afschrift van het dossier worden geweigerd als er druk door derden op de patiënt zou zijn uitgeoefend om dat afschrift te vragen? Simpele oplossingen zijn er niet, maar deze vragen verdienen zeker een debat tussen goed ingelichte parlementsleden.

In februari 2020 dienden Kamerleden van Ecolo- Groen een voorstel van resolutie in over de wijziging van de wet van 22 augustus 2002 betreffende de rechten van de patiënt. Vorige week organiseerde de Kamercommissie voor volksgezondheid hoorzittingen hierover.De auteurs zijn vol lof over deze wet: "Zij hield een revolutionaire vooruitging in en is nog steeds opmerkelijk omdat ze de burger erkent als een actor die zijn gezondheid in handen neemt'. Maar ze vertoont volgens hen 'een aantal tekortkomingen". Ik vermeld er hier enkele, die niet in het voorstel aan bod komen. Van passieve naar participerende patiënt. De wet definieert de patiënt als 'de persoon aan wie gezondheidszorg wordt verstrekt'. Kan het passiever? Een actor die zijn gezondheid in handen neemt zou zoals in de Europese patiëntenrechtenrichtlijn kunnen worden gedefinieerd als 'een persoon die gezondheidszorg ontvangt of wenst te ontvangen'.De wat paternalistische ondertoon hoor je ook in het recht op kwaliteitsvolle dienstverstrekking (artikel 5). Dat recht heb je als patiënt als je er 'behoefte' aan hebt. Bij een beenamputatie is dat duidelijk, maar dat is lang niet altijd zo. Wellicht kan 'behoefte' beter worden geschrapt of vervangen. Artikel 7 laat toe dat een arts informatie over de gezondheidstoestand niet meedeelt onder strikte voorwaarden, de zogenaamde therapeutische exceptie. Dat was 20 jaar geleden nog een veel voorkomende praktijk. Nu veel minder. Naar gezamenlijke besluitvorming. De Nederlandse patiëntenrechtenwet (1995) was een belangrijke inspiratiebron voor de onze. Na een lange voorbereiding trad op 1 januari 2020 een gewijzigde wet in werking. Die stelt gezamenlijke besluitvorming centraal. De patiënt 'beslist' niet langer aan het einde van een monoloog, maar gedurende een continue interactie tussen hem of haar en de zorgverlener. Die moet de patiënt niet alleen maar informeren maar er ook 'tijdig mee overleggen'. De zorgverlener moet zich tijdens dit overleg op de hoogte stellen van de situatie en de behoeften van de patiënt en hem ook uitnodigen vragen te stellen. De informatie moet passen bij het bevattingsvermogen van de patiënt. Dat zijn belangrijke wijzigingen die de wet beter laten aansluiten bij nieuwe ontwikkelingen inzake communicatie met patiënten. De Nederlanders waren ons weer voor. Dat geeft ons het voordeel van de achterstand. We kunnen er lessen uittrekken bij het herschrijven van onze wet. Het patiëntendossier. Ook artikel 9 mag tegen het licht worden gehouden. Neem de persoonlijke notities. De patiënt mag daar alleen onrechtstreeks inzage van krijgen. Maar horen die wel thuis in het patiëntendossier? En wat verstaan we eronder? En waarom mag een afschrift van het dossier worden geweigerd als er druk door derden op de patiënt zou zijn uitgeoefend om dat afschrift te vragen? Simpele oplossingen zijn er niet, maar deze vragen verdienen zeker een debat tussen goed ingelichte parlementsleden.