...

Volgens zijn grootmoeder heeft Peter Piot 'geen zittend gat'. Dat blijkt ook uit zijn boek 'Geen tijd te verliezen'. Van jonge arts en wetenschapper ontpopt hij zich tot topmanager en hoofd van UNAIDS. Hij trekt ten strijde tegen de grootste en dodelijkste pandemie van de jongste decennia en tracht wereldwijd tientallen regeringsleiders en beleidsvoerders te overtuigen dat de tijd dringt. Een van zijn leermeesters ontmoedigt de pas afgestudeerde arts Peter Piot om zijn wetenschappelijke interesse aan infectieziekten te wijden; ze waren immers al allemaal ontdekt. Toch trekt Piot naar het Instituut voor Tropische Geneeskunde dat hem na de ontdekking van een nieuw virus naar Centraal-Afrika stuurt. Hij wordt er geconfronteerd met de ebola-epidemie, een hemorragische koorts met zeer hoge mortaliteit. De cultuurschok is enorm, de medische noden van het continent treffen Piot. "De mensonterende omstandigheden, het ondraaglijke lijden en de ziektes waartoe extreme armoede deze mensen veroordeelt, tekenden me voor het leven", aldus Piot. Terug in Antwerpen gaat zijn interesse ook naar de seksueel overdraagbare aandoeningen, uit wetenschappelijke nieuwsgierigheid maar ook uit maatschappelijk engagement.Taboes doorbrekenDan breekt een nieuwe, mysterieuze epidemie uit, die zich eerst beperkt tot de westerse wereld en tot de homoseksuele gemeenschap en drugverslaafden, maar weldra ook heteroseksuelen treft, en een onrustwekkende uitbreiding kent in alle andere werelddelen, vooral in Afrika. Piot reist het zwarte continent af om er de eerste internationale projecten in de strijd tegen hiv te leiden. Hij brengt de verspreiding van de ziekte in kaart en vecht tegen de stigmatisering van seropositiviteit. Hiv en aids zijn geen ziekten zoals vele andere, maar draaien rond seks en voortplanting. Eeuwenoude culturele en religieuze taboes moeten doorbroken worden. Piot raakt internationaal bekend en schopt het tot oprichter en directeur van UNAIDS, een nieuw agentschap van de Verenigde Naties dat zich wereldwijd op de aidsproblematiek richt. Van dan af strijdt hij niet alleen tegen de aidsepidemie, maar moet hij zich ook een weg banen in de logge bureaucratie van de VN en van de Wereldgezondheidsorganisatie. Onthutsend zijn de passages over zijn ervaringen met internationale organisaties. De VN doen hun reputatie van 'grand machin' (dixit De Gaulle) alle eer aan. "Dat VN-ambtenaren zich zo kunnen verliezen in terreinafbakening, persoonlijk prestige en bureaucratisch geharrewar, terwijl er zich zo'n schrijnend menselijk probleem afspeelt, is ontluisterend, demoraliserend en ethisch abject", merkt een bittere Piot op. Toch krijgt hij alle neuzen in dezelfde richting en verricht hij een heus pionierswerk. Als topmanager van een grote internationale organisatie moet hij nu ook bijna de helft van zijn tijd besteden aan fundraising. De strijd tegen hiv-besmetting en aids vergt immers enorme financiële middelen, en de donoren zullen hem regelmatig op de resultaten van zijn actie afrekenen. Het wordt een hectisch over en weer vliegen, met ontmoetingen op het hoogste niveau, organisatie van internationale vergaderingen en congressen, contacten met aidspatiënten, activisten en schrijnende toestanden. WereldleidersSommige ontmoetingen blijven hem erg bij door hun bijzondere karakter. Fidel Castro overspoelt hem met vragen over aids, ontbiedt zijn ministers om middernacht om samen met Piot tot vier uur 's ochtends verder te praten. Over Kofi Annan heeft de auteur niets dan lof. Verwijzend naar de woelige wateren van de internationale politiek, waarschuwt Annan hem voor 'de zee die vol haaien zit!'. Paul Kagame maakt indruk door zijn scherpe intelligentie en strategisch inzicht. Met Thabo Mbeki verzuurt de relatie van zodra de opvolger van Nelson Mandela de wetenschappelijke evidentie rond de verspreiding en aanpak van aids in vraag stelt. Met verbijstering luistert Piot naar een speech van Moammar Kadhafi, die beweert dat de VS het virus naar Afrika hebben gestuurd om die van de kaart te vegen. De tientallen namen van diplomaten en verantwoordelijken met wie de auteur heeft samengewerkt maar die de modale lezer niet kent, bemoeilijken een vlotte en boeiende lectuur onnodig.Terwijl de actie van UNAIDS de eerste jaren vooral gericht is op preventie, zullen de anti-retrovirale geneesmiddelen eindelijk miljoenen patiënten nieuwe hoop geven. Dan start echter een nieuwe strijd met de geneesmiddelenindustrie om de medicatie ook voor derdewereldlanden toegankelijk en betaalbaar te maken. Wanneer Peter Piot na tien jaar het voorzitterschap van UNAIDS doorgeeft, blijkt de epidemie min of meer onder controle, al worden elke dag nog duizenden patiënten met het virus besmet en gaan er ook evenveel aan ten onder. Piot concludeert: "De wereld heeft geweigerd de dood door aids als onvermijdelijk te aanvaarden. Aids heeft het beste en het slechtste in de mens naar boven gehaald. De ziekte heeft mij geholpen mezelf te ontdekken en heeft me bewust gemaakt van mijn levenskracht, maar ook van mijn kwetsbaarheid." Ondanks enkele langdradigheden en minder relevante bladzijden voor oningewijden, een aangrijpend verhaal van een gedreven arts met het hart op de juiste plaats.