...

Dat laatste is belangrijk, onderstreept Hendrik Van Gansbeke, algemeen coördinator bij het Wit-Gele Kruis. "Niet alles kan onder het mom van personeelsschaarste goedgekeurd worden." Blijvende contacten met de patiënt - het lijdend en vooral leidend voorwerp - zijn voor alle partijen van belang. Al tijdens de pandemie bleek dat (thuis)verpleegkundigen en (huis)artsen het gewoon zijn om samen te werken. "Niet alles loopt efficiënt en gestroomlijnd maar beide beroepsgroepen begrijpen elkaar snel. Ze zijn ook vertrouwensfiguren. Thuisverpleegkundigen komen vaak aan huis en weten - naast de strikt meegedeelde problematiek - veel van wat mensen bezighoudt", aldus Van Gansbeke. Huisartsen werken nu vaker vanuit hun praktijk en hebben uit de covid- periode begrepen dat ze zich beter laten helpen, stelt hij. Praktijkassistenten worden belast met administratieve, praktische taken en de huisarts vertrouwt de verpleegkundige onder direct toezicht medische taken toe. Medicolegaal kunnen ze ook handelingen stellen zonder direct toezicht. "De preventieve/proactieve opvolging van chronische patiënten bijvoorbeeld. Zo bewijst de (thuis)verpleegkundige zijn/haar toegevoegde waarde voor de huisarts. Dat is subsidiariteit en dat is essentieel: samen doen we het beter en houden we het vol." Zo gebeurt het al in proefprojecten met multidisciplinaire eerstelijnspraktijken en het past ook in de New Deal van minister Vandenbroucke. "Vaak is er een (thuis)verpleegkundige in loondienst of als zelfstandige bij betrokken. Mits stevige structurele afspraken en planning zijn we bereid daaraan mee te werken. Samenwerking en verbinding is heel belangrijk", aldus de topman van het Wit-Gele Kruis. Hij vindt de praktijkverpleegkundige bij de huisarts de perfecte gesprekspartner voor de thuisverpleegkundige. Die laatste voelt het medisch beleid aan, kent de aandachtspunten en vertaalt ze naar de thuissituatie. Zo ontvangen huisartsen indirect relevante informatie en kunnen ze de thuisverpleegkundige op huisbezoek ook correct informeren in functie van de doelstellingen. "De thuisverpleegkundigen zijn de ogen en de oren van de arts. En zo zitten alle partijen - patiënt, mantelzorger, thuisverpleegkundige en huisarts - op één lijn." Van Gansbeke merkt wel op dat men de mond vol heeft van (transversale) samenwerking maar dat het heel moeilijk is om één eurocent te verschuiven. "Het geld volgt niet. Voor thuishospitalisatie moeten middelen overgeheveld worden van de ziekenhuizen naar de thuiszorg. Maar de ziekenhuizen willen alles laten zoals het is. Enkel vanuit nieuw budget mag er iets bovenop komen. Dat ze het medisch beleid aansturen, is geen probleem. Wel dringen correcte afspraken zich op met wie het in de thuissituatie moet waarmaken." Informatie-uitwisseling betekent communicatie en digitalisering. Jaren geleden al zag het Wit-Gele Kruis de meerwaarde. "We opteerden voor en investeerden in mijnWGK, later mijnThuisverpleging (i-mens werkt ook met het systeem) dat terugkoppelt naar de huisarts en het ziekenhuis", aldus Hendrik Van Gansbeke."Alle up to date informatie is ter beschikking. Zodra de GMD-houdende huisarts het dossier opent, krijgt hij een signaal en kan hij de voor hem relevante gegevens raadplegen. Zo is hij op de hoogte van de handelingen van de thuisverpleegkundige, kent hij de naam van de mantelzorgers en weet hij welke andere zorgverstrekkers er aan huis komen." De meeste Vlaamse ziekenhuizen, vrijwel alle huisartsen in Vlaanderen en een aantal in Brussel gebruiken regelmatig - niet noodzakelijk bij iedere consultatie - mijnThuisverpleging. "We hebben nu meer dan 60.000 unieke gebruikers. Huisartsen komen er niet veel meer bij, het systeem breidt nu vooral uit bij patiënten en mantelzorgers. Het is ook gelinkt aan mijngezondheid.be, Cozo, (meta)hubs, nexuzhealth en alle huisartsenpakketten. Zo hebben ook ziekenhuisartsen inzicht in alle beschikbare gegevens bij de thuisverpleegkundige. Dat is een meerwaarde." Een meer interactieve versie en een app zijn op komst. En weldra kunnen ook praktijken van zelfstandige verpleegkundigen aansluiten. Er wordt nauwlettend gekeken naar de richtlijnen voor het Belgian integrated Healthrecord (BIHR) en men gaat na of Siilo aan mijnWGK kan gekoppeld worden. "De olievlek groeit." Wie welke pagina's (het meest) bekijkt, is bekend tot op individueel niveau. "Huisartsen op huisbezoek bij een palliatieve patiënt raadplegen de informatie bijvoorbeeld frequenter. Voor de vernieuwde wondzorg door de thuisverpleging wordt er regelmatig gerapporteerd over de status van de wonde, met een foto. Zo kennen ze de evolutie en kunnen ze kort op de bal spelen. In projecten voor thuishospitalisatie volgen de arts-specialist en de gespecialiseerde verpleegkundige in het ziekenhuis patiënten op met wie ze via mijnThuisverpleging een therapeutische relatie hebben." Wel betreurt Hendrik Van Gansbeke dat de thuisverpleegkunde vaak nauwelijks gehoord wordt in onderhandelingen over nieuwigheden bij (huis)artsen, ziekenhuizen en apothekers. "Op een bepaald moment zijn we echter betrokken partij en moeten we juiste feedback en info krijgen. Maar dikwijls regelen de federale en Vlaamse overheden alles eerst met artsen, apothekers enz. Formeel zijn de thuisverpleegkundigen bijvoorbeeld niet betrokken bij de discussie over de rol van verpleegkundigen en praktijkassistenten in de toekomstige huisartsenpraktijken. Idem voor geïntegreerde zorg hoewel de thuisverpleging daarin een centrale, verbindende rol vervult. We zouden dus beter vroeger en proactief aan de gesprekken deelnemen." Een evergreen is de modernisering van de nomenclatuur voor thuisverpleging. "Ze moet aangepast worden aan de huidige proactieve, preventieve en populatiegerichte manier van werken. Zo zijn bepaalde technisch-verpleegkundige handelingen vooral financieel belangrijk. Terwijl thuisverpleegkundigen in de eerste plaats de zintuigen zijn van het multidisciplinaire team. Coördinatie, verbinding en info-uitwisseling, dat is onze rol in het kader van gezondheidsdoelstellingen en geïntegreerde zorg. Om die rol goed te vervullen, is een sterke aanpassing van de nomenclatuur nodig.""Ook zijn sommige prestaties structureel ondergewaardeerd en karig vergoed. De ondermaatse en achterophinkende indexering accentueert dat nog. Correcties doen wat aan het acute karakter van de onderfinanciering maar zijn doekjes voor het bloeden. Structureel verandert er niets of te weinig. We willen het indexeringsmechanisme wijzigen en de thuisverpleging in Vlaanderen mag het remgeld niet langer laten vallen. Anders dreigen we financieel onderuit te gaan", besluit Hendrik Van Gansbeke.