Vorige maand ben ik aan mijn derde opleidingsjaar volwassenenpsychiatrie begonnen, en een deel van me kon enkel verbaasd zijn. Was het niet heel kort geleden dat ik afstudeerde als arts? Dat ik mijn stagejaar deed? Dat ik startte met geneeskunde? En nu ben ik 'plots' halverwege mijn twintigerjaren, in het midden van een pandemie. Het deed me even stilstaan bij mezelf.

Acht jaar geleden begon ik aan mijn 'geneeskundeavontuur'. Ik was zeventien en ik had een zeer duidelijk plan voor ogen. Grappig genoeg is dat plan nagenoeg ongewijzigd gebleven, de details zijn uiteraard verder aangegroeid.

Ikzelf ben best wel veranderd. Ik heb kunnen ontdekken wie ik ben als arts, en wie ik hoop te worden als psychiater. Ik ben mezelf tegengekomen in vriendschappen en relaties, de ene ervaring al leuker dan de andere. Maar wat me bij deze terugblik vooral opvalt, is dat ook mijn blik zich is gaan verruimen.

Vaak ontwikkelen mensen tijdens de universiteitsjaren hun maatschappelijke visie, vormen ze zich een politieke mening, springen ze op de barricades voor datgene wat hen passioneert, ... Ik heb me daar nooit echt in gevonden tijdens mijn opleiding. Het nieuws volgde ik de afgelopen jaren heel zelden en ik hield me het liefst buiten politieke discussies. Ik had een vaag idee van een linkse feministische overtuiging, zonder er goed bij stil te staan wat dat eigenlijk inhield.

Ik kan niet juist benoemen wanneer die overtuiging zich dan wel is beginnen te ontwikkelen. Het was een trage evolutie, eentje die overigens nog steeds bezig is, door hier en daar iets te lezen of te beluisteren, of door toevallig 'iets' tegen te komen en meer te willen weten. Uiteindelijk ga je toch eens een discussie aan, geraak je soms gefrustreerd, om nog wat meer te lezen.

Hoe bizar is het dat we leven in een maatschappij waarin de helft van de bevolking als tweederangsburgers wordt aanzien

Zo komt het dat ik tegenwoordig geregeld met iemand in een passioneel gesprek beland over hoe bizar het is dat we leven in een maatschappij waarin de helft van de bevolking als tweederangsburgers wordt aanzien. Want geloof me, once seen, it cannot be unseen.

Overal vind je kleine en grote sporen van ongelijkheid terug. In onze taal bijvoorbeeld, waarin de man nog steeds heel erg als 'standaard mens' wordt aanzien. In onze geneeskunde, waarin de prototypediagnose van een hartaanval of een autismespectrumstoornis die van een mannelijke patiënt betreft. In onze politiek, waarin vrouwelijke politici aan heel andere maatstaven moeten voldoen dan hun mannelijke tegenhangers.

Hoe meer ik erover lees, hoe meer ik het opmerk in mijn eigen leefwereld, en hoe kwader ik me kan maken. Kwaadheid wordt vaak aanzien als een nutteloos gevoel, iets waar je geen productieve resultaten mee kan bereiken. Daar ben ik het niet mee eens.

Kwaadheid is belangrijk. Het is wat ons aanspoort tot actie. Wat ons doet opkomen voor onze eigen rechten en die van anderen. Het is het voornaamste gevoel achter de #MeToo- en de BlackLivesMatter-bewegingen. Waarom zouden we ons niet kwaad mogen maken over systemisch onrecht?

Misschien is dit wel de voornaamste boodschap van deze column. Niet om je te verliezen in woede en frustratie, maar wel om zonder schaamte uit te komen voor je kwaadheid. Wij hebben het recht om als vrouwen een plaats in te nemen in deze maatschappij.

Ik kijk ernaar uit om mezelf binnen acht jaar nog eens tegen te komen

Niet als afterthought, niet omdat het toegelaten wordt door mannen, maar omdat wij evengoed mensen zijn. Mensen die in dezelfde oneindige variëteit voorkomen, die evengoed succesvol, feilbaar, ambitieus, inschikkelijk, luid of introvert kunnen zijn.

Ik hou van de persoon die ik de afgelopen jaren geworden ben. Ook op de momenten dat ik me onzeker en minderwaardig voel. Ook op de dagen dat ik fouten maak en niet mijn beste versie ben. Ik kijk ernaar uit om mezelf binnen acht jaar nog eens tegen te komen.

Vorige maand ben ik aan mijn derde opleidingsjaar volwassenenpsychiatrie begonnen, en een deel van me kon enkel verbaasd zijn. Was het niet heel kort geleden dat ik afstudeerde als arts? Dat ik mijn stagejaar deed? Dat ik startte met geneeskunde? En nu ben ik 'plots' halverwege mijn twintigerjaren, in het midden van een pandemie. Het deed me even stilstaan bij mezelf.Acht jaar geleden begon ik aan mijn 'geneeskundeavontuur'. Ik was zeventien en ik had een zeer duidelijk plan voor ogen. Grappig genoeg is dat plan nagenoeg ongewijzigd gebleven, de details zijn uiteraard verder aangegroeid. Ikzelf ben best wel veranderd. Ik heb kunnen ontdekken wie ik ben als arts, en wie ik hoop te worden als psychiater. Ik ben mezelf tegengekomen in vriendschappen en relaties, de ene ervaring al leuker dan de andere. Maar wat me bij deze terugblik vooral opvalt, is dat ook mijn blik zich is gaan verruimen.Vaak ontwikkelen mensen tijdens de universiteitsjaren hun maatschappelijke visie, vormen ze zich een politieke mening, springen ze op de barricades voor datgene wat hen passioneert, ... Ik heb me daar nooit echt in gevonden tijdens mijn opleiding. Het nieuws volgde ik de afgelopen jaren heel zelden en ik hield me het liefst buiten politieke discussies. Ik had een vaag idee van een linkse feministische overtuiging, zonder er goed bij stil te staan wat dat eigenlijk inhield.Ik kan niet juist benoemen wanneer die overtuiging zich dan wel is beginnen te ontwikkelen. Het was een trage evolutie, eentje die overigens nog steeds bezig is, door hier en daar iets te lezen of te beluisteren, of door toevallig 'iets' tegen te komen en meer te willen weten. Uiteindelijk ga je toch eens een discussie aan, geraak je soms gefrustreerd, om nog wat meer te lezen. Zo komt het dat ik tegenwoordig geregeld met iemand in een passioneel gesprek beland over hoe bizar het is dat we leven in een maatschappij waarin de helft van de bevolking als tweederangsburgers wordt aanzien. Want geloof me, once seen, it cannot be unseen. Overal vind je kleine en grote sporen van ongelijkheid terug. In onze taal bijvoorbeeld, waarin de man nog steeds heel erg als 'standaard mens' wordt aanzien. In onze geneeskunde, waarin de prototypediagnose van een hartaanval of een autismespectrumstoornis die van een mannelijke patiënt betreft. In onze politiek, waarin vrouwelijke politici aan heel andere maatstaven moeten voldoen dan hun mannelijke tegenhangers. Hoe meer ik erover lees, hoe meer ik het opmerk in mijn eigen leefwereld, en hoe kwader ik me kan maken. Kwaadheid wordt vaak aanzien als een nutteloos gevoel, iets waar je geen productieve resultaten mee kan bereiken. Daar ben ik het niet mee eens. Kwaadheid is belangrijk. Het is wat ons aanspoort tot actie. Wat ons doet opkomen voor onze eigen rechten en die van anderen. Het is het voornaamste gevoel achter de #MeToo- en de BlackLivesMatter-bewegingen. Waarom zouden we ons niet kwaad mogen maken over systemisch onrecht?Misschien is dit wel de voornaamste boodschap van deze column. Niet om je te verliezen in woede en frustratie, maar wel om zonder schaamte uit te komen voor je kwaadheid. Wij hebben het recht om als vrouwen een plaats in te nemen in deze maatschappij.Niet als afterthought, niet omdat het toegelaten wordt door mannen, maar omdat wij evengoed mensen zijn. Mensen die in dezelfde oneindige variëteit voorkomen, die evengoed succesvol, feilbaar, ambitieus, inschikkelijk, luid of introvert kunnen zijn. Ik hou van de persoon die ik de afgelopen jaren geworden ben. Ook op de momenten dat ik me onzeker en minderwaardig voel. Ook op de dagen dat ik fouten maak en niet mijn beste versie ben. Ik kijk ernaar uit om mezelf binnen acht jaar nog eens tegen te komen.