Vele jaren geleden, we spreken over de late jaren 1980, zette ik als jong broekje mijn eerste stappen in de medische journalistiek. Toen al was herijking een hot item.
Met name was er de vele kilo's zware en uit enkele vuistdikke delen bestaande studie van professor Arthur Vleugels (KU Leuven). Jarenlang vergaarde zijn bijzonder gedegen onderzoekswerk stof bij opeenvolgende ministers van Sociale Zaken. Hoe doet men het in het buitenland? Hoe ziet een stappenplan naar een meer billijke vergoeding eruit? Hoe weegt men een medische prestatie? Alles wat nu onderzocht wordt, was er decennia geleden al.
Ondertussen is Arthur Vleugels bijna tien jaar op emeritaat, aan de nomenclatuur veranderde er weinig. Niet dat er nooit iets gebeurde.
Jarenlang bekvechtte de commissie artsen- ziekenfondsen over een (her)verdeling van de indexmassa - voor zover die niet was afgeroomd natuurlijk. Soms opteerde men ervoor technische specialistische prestaties niet of slechts een beetje te indexeren ten voordele van de huisartsgeneeskunde. Een processie van Echternach was het niet, wel een druppel op een hete plaat. Ook voor de vorige minister van Sociale Zaken, de liberale arts Maggie De Block, was herijking een dringende werf.
Als er iemand een herijking kan doordrukken, is het Frank Vandenbroucke wel
Lente 2022 zijn er nu verschillende teams mee bezig. Riziv-topman Benoît Collin licht de projecten in deze Artsenkrant uitgebreid toe.
Minister Vandenbroucke zet er druk achter en hamert op een strikte timing. Dat is alvast een goede zaak en een noodzakelijke voorwaarde. De Vooruit-excellentie geniet sowieso het voordeel van de twijfel. Bijvoorbeeld omdat een aantal realisaties uit zijn eerste doortocht op Sociale Zaken (1999-2003) ook nu nog standhouden. Dat op zich is een prestatie. Als er iemand een herijking kan doordrukken, is het dus Frank Vandenbroucke wel.