...

Tegen alle verwachtingen in bestaat er geen draagvlak om Hoofdstuk IV af te schaffen. Dat stellen huisarts Jo Van Rafelghem en adviserend geneesheer Bart Demyttenaere vast in de masterthesis die ze samen schreven over het Bf-systeem. Hoofdstuk IV is de categorie van geneesmiddelen waarvoor voorafgaandelijke goedkeuring van de adviserend geneesheer vereist is.Van Rafelghem en Demyttenaere ondervroegen tientallen huisartsen en ziekenfondsartsen. Het Bf-systeem wordt als een noodzakelijk kwaad beschouwd, stelden ze vast. Bijna zeven op de tien huisartsen (68%) en 82% van de artsen-adviseurs erkennen het besparende effect dat uitgaat van de voorafgaandelijke controle.Huisartsen verkiezen overigens de controle 'a priori' boven de controle 'a posteriori' die bestaat voor andere geneesmiddelen en die hen opzadelt met een gevoel van rechtsonzekerheid.Andere opvallende resultaten:• een meerderheid van huisartsen (79%) en adviserend geneesheren (55%) vindt de criteria op de aanvraagformulieren onduidelijk. • twee derde van de huisartsen vinden dat de criteria in Hoofdstuk IV niet evidence-based zijn. De adviserend geneesheren denken daar anders over: 63% ziet wel overeenstemming met de wetenschappelijke 'evidentie'."Huisartsen zien het nut van Hoofdstuk IV in, maar tegelijk willen ze zoveel mogelijk geneesmiddelen uit het systeem halen", zegt Jo Van Rafelghem aan Artsenkrant. De Bf-categorie moet afslanken want Hoofdstuk IV omvat nu 2.000 pagina's. "Minstens een derde van de geneesmiddelen kan eruit", schat Bart Demyttenaere. "Maar het probleem is dat nieuwe geneesmiddelen haast automatisch in Hoofdstuk IV terechtkomen."Vandaag leest u in Artsenkrant een uitgebreide analyse van de thesis en een dubbelinterview met beide auteurs.