Een poging tot een zorgzame column die niemand aanstoot geeft.

Staat u mij toe meer zorgen te hebben over het afval dat men achterlaat in de parken dan om het niet te tellen aantal bubbels al dan niet in krijtcirkels. Twee keer dan gebruiken in een zin getuigt niet van taalhygiëne, zou je kunnen denken, behalve als men het bewust gebruikt en het in de herziene Algemene Nederlandse Spraakkunst (ANS) beschreven is.

Voor wie buiten het coronanieuws nog openstaat voor dat andere nieuws zal de commotie over de nieuwe ANS-versie niet ontgaan zijn. Ik maak me dus meer en meer zorgen als er zoveel jonge mensen samen zijn en meer dan afval achterlaten. Ik wil het niet hebben over het woordje dus maar ik vraag me wel af: Is het zorgen maken over of om? Is het zorgen maken of zorgen hebben?

Ik heb zorg om het klimaat. Ik probeer er zoveel mogelijk zorg voor te dragen en er over te waken. Het doet me dan ook pijn als ik 's ochtends vroeg door het Gentse Citadelpark fiets naar het vaccinatiecentrum en zoveel achtergelaten vuilnis zie liggen.

Overal liggen blikjes, pizzadozen, platgetrapte brikken, staan hele bakken bier, nog halfvolle flessen. Is het achterlaten of laten liggen, liggen of staan? Waarom denk ik daar nu aan? Is het omdat ik mijn buur daar wat verder zie wandelen met de hond? Mijn buur is een gepensioneerd taalkundige. We hadden ooit een gesprek over liggen en staan als voorbeeld van wat wij als intuïtief juist gebruiken, zo(veel) moeilijk(er) kan zijn voor anderstaligen (dan voor moedertaalgebruikers van de gangbare taal).

Mijn oog valt op een kartonnen coronadoos die op het grasveld staat, ernaast ligt nog een leeg flesje. Mocht het flesje naast de doos staan, zou men nog kunnen veronderstellen dat men enige zorgzaamheid aan de dag legt met een poging tot verzamelen van leeggoed. Wat verder zie ik de extra bijgeplaatste Proper Gent-afvalkorven uitpuilen met daarrond een bende rotzooi, achtergelaten.

Nooit te vroeg een oordeel vellen, denk ik meteen en ik leg het pittoreske landschap vast op foto met de gedachte het misschien te gebruiken in mijn boek over het Citadelpark dat in het najaar verschijnt. De erfgoedbomen zullen in dat boek honderduit vertellen over verleden, heden en toekomst van een park en misschien kan de treurbeuk die in de nabijheid staat, iets extra's toevoegen over deze coronaligweide.

"Het is niet volksverheffend wat we hier zien", spreekt de buur mij ondertussen aan. Met de hond aan de leiband, een strontzakje in de linkerhand, het mondneusmasker opzettend. "Ik voel schaamtepijn", vervolgt mijn buur terwijl ik een masker achter mijn oren knevel en toegeef dat ik dat woord niet ken. "Een woord van Streuvels, uit onze gemeenschappelijke West-Vlaamse wortels. Ik ben niet vergeten dat Avelgem je heimat was, maar dit terzijde, het is een pijn van plaatsvervangende schaamte... Hebben wij hen niet zo gekweekt?"

Ik slik: "Hoe waren we zelf, toen we jong waren, is het dat?" Ik zie meteen het Belgische Woodstockfestival in Amougies voor ogen in 1969 en hoe mijn grootouders schande spraken over het verpletterende afval op de weiden, niet wetende dat ik er met de scouts als vijftienjarige zelf geweest was.

"Schaamtepijn, staat dat in het woordenboek? Ik ken alleen schaampijn, maar dat is artsenjargon. Ik voelde het toen ik Ilja Leonard Pfeijffer las in zijncolumn over kiespijn, waarin hij 'als blanke, nee witte, heteroseksuele, cisgender, mannelijke, niet-menstruerende schrijfster schuldbewust de verantwoordelijkheid en de verplichting voelt om bij alles wat hij schrijft heel erg op zijn woorden te moeten letten.'"

"Dacht je toen ook: en waar is de zaadlozende man?" De krantenapp staat bij mijn buur blijkbaar in aanslag want meteen volgt de parafrasering: "Als ik het heb over een schrijfster die man is, bedoel ik in dit geval een schrijfster die vermoedelijk zaad loost, hoewel ik dat nog niet bij Pfeijffer persoonlijk heb kunnen of willen verifiëren, zonder dat ik daarbij de indruk wil laten ontstaan dat ik niet-zaadlozende mannen ongeschikt zou vinden voor het beroep van schrijfster."

Ik glimlach, de schaampijn voorbij. Ik neem mijn fiets en stoot mijn buur nog even aan. Ik overschouw de parkweide en zie in gedachten de cast van #LikeMe tussen de mensen van de Groendienst die volop het afval opkuisen en er ondertussen nog oog voor hebben die bloem te laten bloeien. Ik neurie schaamteloos het repertoire van Louis Neefs met 'de ohohzorgen dat ik nooit een betere vriend als Benjamin had in de wereld die nog een eeuwigheid mee moet' tot in het vaccinatiecentrum.

(Uit zorgzaamheid laat ik mijn buur mijn columnvoorstel lezen: "Het gebruik van buurman of buurvrouw is irrelevant zoals de hond ook niet als reu of teef vermeld wordt." Het terugzendbericht eindigt met: "Hadden we maar bij alle woorden de keuze voor neutrale onzijdigheid zoals in het Esperanto. Ik vind het trouwens fijn geen Engelse equivalentwoorden te lezen want dat geeft me aanstoot, meer dan dt-fouten die trouwens zorgzaam vermeden zijn in je cursiefje... en voor de rest: leve de klimaatjongeren.")

Marc Cosyns is tevens lid van de Raad voor de Nederlandse Taal en Letteren.

Een poging tot een zorgzame column die niemand aanstoot geeft. Staat u mij toe meer zorgen te hebben over het afval dat men achterlaat in de parken dan om het niet te tellen aantal bubbels al dan niet in krijtcirkels. Twee keer dan gebruiken in een zin getuigt niet van taalhygiëne, zou je kunnen denken, behalve als men het bewust gebruikt en het in de herziene Algemene Nederlandse Spraakkunst (ANS) beschreven is. Voor wie buiten het coronanieuws nog openstaat voor dat andere nieuws zal de commotie over de nieuwe ANS-versie niet ontgaan zijn. Ik maak me dus meer en meer zorgen als er zoveel jonge mensen samen zijn en meer dan afval achterlaten. Ik wil het niet hebben over het woordje dus maar ik vraag me wel af: Is het zorgen maken over of om? Is het zorgen maken of zorgen hebben? Ik heb zorg om het klimaat. Ik probeer er zoveel mogelijk zorg voor te dragen en er over te waken. Het doet me dan ook pijn als ik 's ochtends vroeg door het Gentse Citadelpark fiets naar het vaccinatiecentrum en zoveel achtergelaten vuilnis zie liggen. Overal liggen blikjes, pizzadozen, platgetrapte brikken, staan hele bakken bier, nog halfvolle flessen. Is het achterlaten of laten liggen, liggen of staan? Waarom denk ik daar nu aan? Is het omdat ik mijn buur daar wat verder zie wandelen met de hond? Mijn buur is een gepensioneerd taalkundige. We hadden ooit een gesprek over liggen en staan als voorbeeld van wat wij als intuïtief juist gebruiken, zo(veel) moeilijk(er) kan zijn voor anderstaligen (dan voor moedertaalgebruikers van de gangbare taal). Mijn oog valt op een kartonnen coronadoos die op het grasveld staat, ernaast ligt nog een leeg flesje. Mocht het flesje naast de doos staan, zou men nog kunnen veronderstellen dat men enige zorgzaamheid aan de dag legt met een poging tot verzamelen van leeggoed. Wat verder zie ik de extra bijgeplaatste Proper Gent-afvalkorven uitpuilen met daarrond een bende rotzooi, achtergelaten. Nooit te vroeg een oordeel vellen, denk ik meteen en ik leg het pittoreske landschap vast op foto met de gedachte het misschien te gebruiken in mijn boek over het Citadelpark dat in het najaar verschijnt. De erfgoedbomen zullen in dat boek honderduit vertellen over verleden, heden en toekomst van een park en misschien kan de treurbeuk die in de nabijheid staat, iets extra's toevoegen over deze coronaligweide."Het is niet volksverheffend wat we hier zien", spreekt de buur mij ondertussen aan. Met de hond aan de leiband, een strontzakje in de linkerhand, het mondneusmasker opzettend. "Ik voel schaamtepijn", vervolgt mijn buur terwijl ik een masker achter mijn oren knevel en toegeef dat ik dat woord niet ken. "Een woord van Streuvels, uit onze gemeenschappelijke West-Vlaamse wortels. Ik ben niet vergeten dat Avelgem je heimat was, maar dit terzijde, het is een pijn van plaatsvervangende schaamte... Hebben wij hen niet zo gekweekt?" Ik slik: "Hoe waren we zelf, toen we jong waren, is het dat?" Ik zie meteen het Belgische Woodstockfestival in Amougies voor ogen in 1969 en hoe mijn grootouders schande spraken over het verpletterende afval op de weiden, niet wetende dat ik er met de scouts als vijftienjarige zelf geweest was."Schaamtepijn, staat dat in het woordenboek? Ik ken alleen schaampijn, maar dat is artsenjargon. Ik voelde het toen ik Ilja Leonard Pfeijffer las in zijncolumn over kiespijn, waarin hij 'als blanke, nee witte, heteroseksuele, cisgender, mannelijke, niet-menstruerende schrijfster schuldbewust de verantwoordelijkheid en de verplichting voelt om bij alles wat hij schrijft heel erg op zijn woorden te moeten letten.'" "Dacht je toen ook: en waar is de zaadlozende man?" De krantenapp staat bij mijn buur blijkbaar in aanslag want meteen volgt de parafrasering: "Als ik het heb over een schrijfster die man is, bedoel ik in dit geval een schrijfster die vermoedelijk zaad loost, hoewel ik dat nog niet bij Pfeijffer persoonlijk heb kunnen of willen verifiëren, zonder dat ik daarbij de indruk wil laten ontstaan dat ik niet-zaadlozende mannen ongeschikt zou vinden voor het beroep van schrijfster."Ik glimlach, de schaampijn voorbij. Ik neem mijn fiets en stoot mijn buur nog even aan. Ik overschouw de parkweide en zie in gedachten de cast van #LikeMe tussen de mensen van de Groendienst die volop het afval opkuisen en er ondertussen nog oog voor hebben die bloem te laten bloeien. Ik neurie schaamteloos het repertoire van Louis Neefs met 'de ohohzorgen dat ik nooit een betere vriend als Benjamin had in de wereld die nog een eeuwigheid mee moet' tot in het vaccinatiecentrum. (Uit zorgzaamheid laat ik mijn buur mijn columnvoorstel lezen: "Het gebruik van buurman of buurvrouw is irrelevant zoals de hond ook niet als reu of teef vermeld wordt." Het terugzendbericht eindigt met: "Hadden we maar bij alle woorden de keuze voor neutrale onzijdigheid zoals in het Esperanto. Ik vind het trouwens fijn geen Engelse equivalentwoorden te lezen want dat geeft me aanstoot, meer dan dt-fouten die trouwens zorgzaam vermeden zijn in je cursiefje... en voor de rest: leve de klimaatjongeren.")