...

De Nationale Raad sprak zich op 16 maart duidelijk uit over de opheffing van de Code Geneeskundige Plichtenleer uit 2015 (CGP). Die is een impliciet gevolg van de invoering van de nieuwe Code Medische Deontologie uit 2018 (CMD).Artikel 12 van de CMD bepaalt dat artsen samenwerkingsovereenkomsten schriftelijk moeten vastleggen, maar niet dat ze die vooraf moeten laten goedkeuren door de Provinciale Raden van de Orde.De Nationale Raad stelt nog eens duidelijk dat die goedkeuring niet meer vereist is. En dat artsen die de tekst van een overeenkomst niet meer voorleggen aan de Provinciale Raad, daarmee geen fout begaan.Op dat vlak heerst er onduidelijkheid, stelt de Nationale Raad vast. Sommige Provinciale Raden eisen wel nog een voorafgaand overleg. Sommige Provinciale Raden beoordelen de tekst nog volgens de oude CGP of volgens een eigen leidraad die dateert van vóór de CMD.Maar de Provinciale Raden moeten hun werkwijze in overeenstemming brengen met de nieuwe CMD, stelt de Nationale Raad.Dat wil niet zeggen dat de oude leidraden nu per definitie waardeloos zijn, maar ze moeten dan wel kunnen voortbouwen op de nieuwe CMD.Artsen moeten er in eerste instantie zelf over waken dat samenwerkingsovereenkomsten beantwoorden aan de deontologisch vereisten. Collusie, bijvoorbeeld, blijft volgens het artikel 12 van de CMD uitdrukkelijk uit den boze. De arts kan, als hij dat wil, de samenwerkingsovereenkomst laten beoordelen door de Provinciale Raad. Maar het advies daarover is dan niet bindend - de arts gaat niet per definitie in de fout omdat hij het niet opvolgt.De Nationale Raad bracht vorig jaar een advies uit over Contracten en vennootschappen. Dat somde een tiental principes op voor samenwerkingsovereenkomsten. Artsen moeten zich daarnaar richten en niet meer naar artikels 159 tot 165 uit de oude plichtenleer.