Is een verplichte vaccinatie tegen het coronavirus in strijd met de privacywetgeving? Professor medisch recht Herman Nys analyseert een recent arrest van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens in die context.
...
Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens heeft op 8 april geoordeeld dat een vaccinatieplicht voor kinderen in Tsjechië niet in strijd is met het recht op eerbiediging van het privéleven beschermd door het Europees Mensenrechtenverdrag. De verzoekers waren een man die had geweigerd zijn twee kinderen te laten vaccineren en om die reden een geldboete van 110 euro opgelegd kreeg en vijf kinderen die niet werden toegelaten tot de kleuterschool omdat hun ouders hadden geweigerd hen te laten vaccineren. Moeten we nu met dit arrest in de hand een plicht invoeren zich tegen het coronavirus te laten vaccineren zoals sommigen bepleiten? Wie het arrest zorgvuldig leest, komt tot een ander besluit.Het Hof stelde vast dat onder de landen die het Mensenrechtenverdrag hebben ondertekend consensus bestaat dat vaccinatie een succesvolle en kostenefficiënte gezondheidsinterventie is en dat ieder land ernaar moet streven de hoogst mogelijke vaccinatiegraad onder zijn bevolking te garanderen. Minder consensus bestaat er echter over de keuze van de middelen om die bescherming te bereiken, concludeert het Hof.Sommige landen hebben ervoor gekozen om dat doel te verwezenlijken door het opleggen van een vaccinatieplicht. Een van die landen is Tsjechië waar een kindervaccinatieplicht tegen negen besmettelijke ziekten bestaat. Andere landen zoals België kiezen voor een vaccinatiebeleid dat steunt op informatie en overtuiging. Het Hof neemt hierin geen positie: de nationale overheden zijn beter geplaatst om te bepalen hoe zij de gezondheid van hun burgers willen beschermen. Maar die overheden mogen niet alles op zijn beloop laten omdat het Mensenrechtenverdrag hen verplicht het leven en de gezondheid van hun burgers te beschermen. Het is vaste rechtspraak van het Hof dat als het om kinderen gaat, hun hoger belang altijd voorrang heeft. Ieder kind moet daarom worden beschermd tegen ernstige besmettelijke ziekten. In de overgrote meerderheid van de gevallen wordt die bescherming bereikt door kinderen zo vroeg mogelijk het volledig gamma van vaccinaties toe te dienen. Zij die om een medische reden niet kunnen worden gevaccineerd, zijn onrechtstreeks beschermd als de vereiste vaccinatiegraad wordt bereikt.Als dat vrijwillig niet lukt, mag een land de vaccinatie verplicht stellen en een sanctie opleggen aan wie dat weigert. Dat is wat in Tsjechië gebeurde. Het Hof oordeelde dat de geldboete relatief bescheiden was en niet als overdreven kon worden beschouwd. De verzoekende kinderen ervoeren de niet-toelating tot de kleuterschool als een sanctie, maar het Hof zag die maatregel eerder als een bescherming dan als een bestraffing. Het Hof erkende wel dat deze kinderen een kans hebben gemist om hun persoonlijkheid te ontwikkelen in een pedagogische omgeving maar dat was het gevolg van de keuze die hun ouders hebben gemaakt. In 1966 stelde een koninklijk besluit de vaccinatie tegen polio (kinderverlamming) in België verplicht. In het verslag aan de Koning schreef de toenmalige minister: 'Jammer genoeg moet worden vastgesteld dat de praktische (versta: nagenoeg) verdwijning van de ziekte bij het publiek en niettegenstaande de voorlichting, een steeds grotere onverschilligheid tegen de inenting teweegbrengt. Daarom heeft de Hoge Gezondheidsraad aangeraden een besluit voor te leggen aan de Koning waarbij inenting tegen polio van de jonge kinderen verplicht wordt gesteld'. Deze woorden hebben 55 jaar later opnieuw actualiteitswaarde. In 1976 werd die verplichting opgeschort en dat is nu nog altijd het geval. Als bij een voldoende groot aantal mensen de bereidheid bestaat om zich tegen het coronavirus te laten vaccineren, beschermen zij niet alleen zichzelf maar ook diegenen die omwille van een medische tegenindicatie niet kunnen worden gevaccineerd. Dat zijn de meest kwetsbaren die aangewezen zijn op de solidariteit van de anderen. Het uiterst zeldzame risico op ernstige bijwerkingen bij vaccinatie weegt niet op tegen de grote individuele en maatschappelijke voordelen ervan. Als een voldoende groot aantal mensen hiervan overtuigd is of kan worden, is een verplichting tot vaccinatie en een inmenging in de uitoefening van de mensenrechten niet nodig. Als dan niet lukt, is die inmenging onvermijdelijk en gerechtvaardigd. Dàt is de belangrijkste les die we kunnen onthouden uit het arrest van het Hof Mensenrechten.