Ik wil het graag even hebben over een Nederlands woord dat een beetje in onbruik lijkt te zijn geraakt in de hedendaagse artsenpraktijk: respect.

Om u vlotjes en ongeremd mee op sleeptouw te nemen, wil ik graag enkele dagelijkse situaties delen, de inspiratie voor dit schrijfseltje. In mijn vorige column had ik het over de onvermijdelijke (therapeutische?) wachtlijsten. Met de coronaperikelen van vandaag worden die er uiteraard allesbehalve beter op. De creativiteit om deze te by-passen lijkt daarentegen omgekeerd evenredig te groeien met zelfs exponentiële kwaliteiten. Weliswaar een te bewonderen eigenschap die slechts enkelen gegeven is, waar we veelal graag voor smelten, maar dan ook al te vaak het gelag voor dreigen te betalen.

Zo presteert menig chronisch handprobleem het meermaals dagelijks om te bellen, mailen of zich gewoon fysisch te presenteren tijdens lessen, chirurgische ingrepen of andere minder belangrijke nevenactiviteiten. Vervolgens wil men onverhoopt "even niet storen, maar" en wordt al gauw de ganse arm ontbloot om de pijnpunten en het verloop ervan de voorbije maanden aan te wijzen en uiteen te zetten. Ik heb me al menigmaal gelukkig geprijst geen gynaeco- of uroloog te zijn, ik vraag me af of alles dan ook zo openlijk besproken en getoond zou worden. Soit.

Smelten is my middle name en uiteraard zorgen we quasi steeds voor die 'extra raadpleging' op korte termijn en overboeken we de zaak. Leve de wachtzalen. Ik twijfel of dit heel respectvol is voor patiënten die al vijf maanden hebben gewacht op een afspraak en het twee uur langer in de wachtzaal mogen uitzweten, maar dit kan een detail lijken. Ik hoor de managers onder u denken: buffers inbouwen. Al lang gebeurd. De buffers overtreffen de standaardsloten.

Ik stel met droefheid vast dat respect een oud Nederlands woord lijkt te worden

Maar we betalen het gelag, niet enkel voor die lange wachttijden thuis of in de wachtzaal, maar ook voor de afwezige geremdheid van de gladde patiënt, die zijn weg zoekt en vindt. Ten koste van de omgeving die geduld uitoefent. Ten koste van de ASO die zijn middagpauze zelden vindt (maar recent heeft opgeëist). Ten koste van de beschikbare tijd per patiënt die enkel inkrimpt. En met een dreiging voor de kwaliteit, die door snelheid, mede gevoed door prestatiegeneeskunde, niet ondenkbaar in het gedrang zou kunnen komen.

Maar respect lijkt vandaag enkel af te nemen. Die extra afspraak speelt daarin een schijnbaar weinig positieve rol. Zeg je "om 8 uur", dan is het antwoord steevast "ik kom om 12.30 uur, dat komt me beter uit".

Geef je advies, dan heerst er niet zelden onbegrip - "bent u daar wel zeker van?". De extra tijd wordt dubbel ingenomen, want op 10 minuten kan je hetzelfde toch geen vijf keer uitleggen? En die "nodige scan kan toch wel vandaag?".

Volgt een rekening, dan wordt steevast een kwijtschelding gevraagd. En sinds deze week besef ik dat persoonlijke verwijten ook tot het standaardarsenaal behoren in het rechtstreekse taalgebruik van deze gegunde bufferpatiënten (mocht u het nog niet weten: we mogen van geluk spreken dat ik niet in de bouw zit, want daar repareert men alles direct met een perfect en onmiddellijk bruikbaar resultaat daags nadien. Geen verbanden, braces, rust, geduld of slaagpercentages: zelfs over een informed consent gaan sommigen nu al in aanvallende defensiemodus).

Verontschuldig mij. Ik besef het. Het klinkt en is ongetwijfeld heel cynisch. Laat ons het herfstweer en de vierde coronagolf als de schuldigen aanduiden. Maar ik kan enkel met droefheid vaststellen dat respect een oud Nederlands woord aan het worden lijkt.

Zelfs dat is fout. Want het woord respect bestaat niet in het Oud-Nederlands.Wel giwerthen. Gelukkig is dat een werkwoord.

Ik wil het graag even hebben over een Nederlands woord dat een beetje in onbruik lijkt te zijn geraakt in de hedendaagse artsenpraktijk: respect.Om u vlotjes en ongeremd mee op sleeptouw te nemen, wil ik graag enkele dagelijkse situaties delen, de inspiratie voor dit schrijfseltje. In mijn vorige column had ik het over de onvermijdelijke (therapeutische?) wachtlijsten. Met de coronaperikelen van vandaag worden die er uiteraard allesbehalve beter op. De creativiteit om deze te by-passen lijkt daarentegen omgekeerd evenredig te groeien met zelfs exponentiële kwaliteiten. Weliswaar een te bewonderen eigenschap die slechts enkelen gegeven is, waar we veelal graag voor smelten, maar dan ook al te vaak het gelag voor dreigen te betalen. Zo presteert menig chronisch handprobleem het meermaals dagelijks om te bellen, mailen of zich gewoon fysisch te presenteren tijdens lessen, chirurgische ingrepen of andere minder belangrijke nevenactiviteiten. Vervolgens wil men onverhoopt "even niet storen, maar" en wordt al gauw de ganse arm ontbloot om de pijnpunten en het verloop ervan de voorbije maanden aan te wijzen en uiteen te zetten. Ik heb me al menigmaal gelukkig geprijst geen gynaeco- of uroloog te zijn, ik vraag me af of alles dan ook zo openlijk besproken en getoond zou worden. Soit.Smelten is my middle name en uiteraard zorgen we quasi steeds voor die 'extra raadpleging' op korte termijn en overboeken we de zaak. Leve de wachtzalen. Ik twijfel of dit heel respectvol is voor patiënten die al vijf maanden hebben gewacht op een afspraak en het twee uur langer in de wachtzaal mogen uitzweten, maar dit kan een detail lijken. Ik hoor de managers onder u denken: buffers inbouwen. Al lang gebeurd. De buffers overtreffen de standaardsloten.Maar we betalen het gelag, niet enkel voor die lange wachttijden thuis of in de wachtzaal, maar ook voor de afwezige geremdheid van de gladde patiënt, die zijn weg zoekt en vindt. Ten koste van de omgeving die geduld uitoefent. Ten koste van de ASO die zijn middagpauze zelden vindt (maar recent heeft opgeëist). Ten koste van de beschikbare tijd per patiënt die enkel inkrimpt. En met een dreiging voor de kwaliteit, die door snelheid, mede gevoed door prestatiegeneeskunde, niet ondenkbaar in het gedrang zou kunnen komen.Maar respect lijkt vandaag enkel af te nemen. Die extra afspraak speelt daarin een schijnbaar weinig positieve rol. Zeg je "om 8 uur", dan is het antwoord steevast "ik kom om 12.30 uur, dat komt me beter uit". Geef je advies, dan heerst er niet zelden onbegrip - "bent u daar wel zeker van?". De extra tijd wordt dubbel ingenomen, want op 10 minuten kan je hetzelfde toch geen vijf keer uitleggen? En die "nodige scan kan toch wel vandaag?". Volgt een rekening, dan wordt steevast een kwijtschelding gevraagd. En sinds deze week besef ik dat persoonlijke verwijten ook tot het standaardarsenaal behoren in het rechtstreekse taalgebruik van deze gegunde bufferpatiënten (mocht u het nog niet weten: we mogen van geluk spreken dat ik niet in de bouw zit, want daar repareert men alles direct met een perfect en onmiddellijk bruikbaar resultaat daags nadien. Geen verbanden, braces, rust, geduld of slaagpercentages: zelfs over een informed consent gaan sommigen nu al in aanvallende defensiemodus).Verontschuldig mij. Ik besef het. Het klinkt en is ongetwijfeld heel cynisch. Laat ons het herfstweer en de vierde coronagolf als de schuldigen aanduiden. Maar ik kan enkel met droefheid vaststellen dat respect een oud Nederlands woord aan het worden lijkt. Zelfs dat is fout. Want het woord respect bestaat niet in het Oud-Nederlands.Wel giwerthen. Gelukkig is dat een werkwoord.