...

Op 19 april 2024 besliste de Nederlandstalige multidisciplinaire kamer van de Federale Commissie voor toezicht op de praktijkvoering in de gezondheidszorg ('de Toezichtcommissie') het visum van een arts in te trekken. Procedure voor Raad van StateDe arts vroeg de Raad van State de schorsing bij uiterst dringende noodzakelijkheid van de tenuitvoerlegging van de beslissing van de Toezichtcommissie. Door de intrekking van zijn visum zou de kwaliteit en de toegankelijkheid van de zorg voor zijn patiënten in het gedrang komen, ook wegens het ontbreken van alternatieve oplossingen door het gebrek aan artsen in het algemeen en de beperkte capaciteit van andere artsen. De bestreden beslissing zou ook ernstige persoonlijke implicaties tot gevolg hebben en werd als denigrerend en vernederend ervaren. De intrekking van het visum zou ook ernstige financiële gevolgen hebben.In een arrest van 15 mei 2024 wees de Raad van State de vordering tot schorsing van de beslissing van de toezichtcommissie af. Een financieel-economisch nadeel volstaat niet, tenzij de verzoeker concreet kan aantonen in een zodanige penurie te zitten dat hij de normale afloop van de schorsingsprocedure niet kan afwachten. Dat bewijs werd niet geleverd. Gevolgen voor derden, zoals in dit geval de patiënten, kunnen de uiterst dringende noodzakelijkheid evenmin aantonen. En reputatieschade moet van dien aard en omvang zijn dat de verzoeker ze niet kan lijden totdat over de gewone vordering tot schorsing van de zaak uitspraak wordt gedaan, wat hier niet het geval is, aldus de Raad van State. Over de grond van de zaak moet de Raad van State zich nog uitspreken.Vordering in kortgeding Op 17 mei 2024 bevestigde de Toezichtcommissie haar beslissing van 19 april 2024. Daarop dagvaardde de betrokken arts op 22 mei 2024 de Belgische Staat in kortgeding voor de rechtbank te Brussel. De rechtbank werd gevraagd 'een voorlopige situatie in te stellen zodat de arts zijn activiteiten kan blijven uitoefenen tot er een uitspraak ten gronde in gedaan of een nieuwe beslissing wordt genomen'. Bij mijn weten is het de eerste keer dat een dergelijke procedure werd gestart na het intrekken van het visum.Onwettige procedure voor de ToezichtcommissieArtikel 7 van het KB van 4 december 2022 tot vaststelling van de werking van de Toezichtcommissie bepaalt dat de Kamers van de Toezichtcommissie voor het nemen van maatregelen in verband met het visum, wanneer het een arts betreft, enkel geldig beraadslagen indien alle leden die het beroep van arts vertegenwoordigen, aanwezig zijn. Dit bleek niet het geval te zijn geweest voor de vergadering waarop de betrokken arts werd gehoord. Bovendien werd de wettelijke termijn tussen het voorbereiden en het uiteindelijk nemen van een beslissing niet gerespecteerd. Om deze redenen oordeelde de rechtbank dat het nemen van een beslissing in kortgeding verantwoord was.Beslissing in kortgedingIn een vonnis van 28 juni 2024 oordeelde de rechtbank dat het niet aangewezen leek een maatregel op te leggen die het de arts mogelijk moest maken zijn beroep opnieuw uit te oefenen. Het volstond de Belgische staat ertoe te verplichten de procedure gedeeltelijk te hernemen en binnen de twee maanden een (nieuwe) beslissing te nemen. Het is niet bekend of de Toezichtcommissie inmiddels al een nieuwe beslissing nam in deze zaak.