...

In het jaar 2019 werd de nieuwe forfaitaire financiering voor 57 'patiëntengroepen' voor het eerst toegepast voor interventies met een voorspelbaar kostenprofiel. Er werden 313.209 forfaits gerekend, samen goed voor 291 miljoen euro: een kleine overschrijding van het aanvankelijk begrote bedrag van 286,5 miljoen. Hoe het aantal gevallen en de bijbehorende uitgaven over zeven grote hoofdgroepen is verdeeld, ziet u in de taartdiagrammen op deze pagina. Qua uitgaven gaat orthopedie met het grootste stuk van 21% lopen - qua gevallen is gynaecologie de koploper met 19%. Omdat 2019 het eerste jaar was van het nieuwe systeem is de boeking over het jaar nog niet volledig. De facturen van een belangrijk deel van de forfaits zijn pas in 2020 aan het Riziv doorgerekend. Het Riziv raamt dat het deel van de uitgaven dat in 2019 zelf geboekt is 10/12 van het totaal vertegenwoordigt. Voor 2020 zijn de uitgaven voor de LVZ op 356,4 miljoen begroot - dat is 22% meer dan in 2019. In 2020 zou wel een volledig jaar worden geboekt. Al weten we ondertussen dat 2020 zeker geen typisch jaar wordt. Zich baserend op de facturaties van de voorgaande jaren raamt het Riziv dat voor 2019 het uiteindelijke bedrag voor de LVZ 340 miljoen euro zal bedragen. Wanneer het Riziv de gefactureerde bedragen van 2019 uitsplitst per maand, blijkt ook dat de aanvankelijke achterstand bij de boekhouding voor de eerste maanden van 2019 uiteindelijk is verdwenen. De bedragen zijn tamelijk gelijkmatig gespreid over alle maanden van het jaar. De verdeling van de gefactureerde bedragen voor de LVZ over de verschillende ziekenfondsen loopt vrijwel volkomen gelijk met de verdeling van de gefactureerde bedragen voor de verstrekkingen buiten de LVZ. De verdeling van de forfaits over de zeven hoofdgroepen (gynaecologie, orthopedische chirurgie,... ) komt ook goed overeen met de verdeling van de hoofdverstrekking die tegen 0 euro werd gefactureerd per forfait over diezelfde groepen. Per forfait worden verschillende prestaties op de factuur vermeld. In totaal werden zo meer dan 7 miljoen verstrekkingen (tegen 0 euro) gefactureerd. Wanneer het Riziv aan de hand van de boekhoudingsgegevens (DocN) voor 2017 extrapoleert hoeveel verstrekkingen er eigenlijk tegen 0 euro gefactureerd hadden moeten worden in 2019, merkt het hier wel een afwijking op. In plaats van de 7 miljoen afzonderlijke prestaties hadden er 8 miljoen geboekt moeten worden. Men splitste dit aantal prestaties - de 8 miljoen die verwacht waren én de 7 miljoen die werkelijk op de facturen verscheen (à 0 euro) - op voor de verschillende soorten artsenhonoraria: klinische biologie, medische beeldvorming, speciale verstrekkingen, toezicht, enzovoort. In de klinische biologie bijvoorbeeld werden er in totaal 4,4 miljoen afzonderlijke prestaties geboekt - wanneer je de situatie vergelijkt met 2017 zou je er 5,2 miljoen hebben verwacht. Dat wil zeggen dat voor de klinische biologie maar 85,6% van het aantal verwachte prestaties effectief op de facturen verschijnt. Voor medische beeldvorming is dat 89,3% , voor speciale verstrekkingen 86,8%, voor consultaties 100,2%, voor toezicht 83,6%. Het zijn vooral prestaties die relatief weinig kosten die op de factuur lijken te ontbreken. Als men voor de prestaties die op de LVZ-facturen verschijnen niet 0 euro zou rekenen, maar het bedrag dat ze buiten de LVZ opbrengen, komt men voor de artsenhonoria zo in totaal op 277,2 miljoen euro. Dat is toch 98,2% van wat er in 2019 voor de LVZ was voorzien en begroot. In de klinische biologie zijn de prestaties op de LVZ-facturen 13,2 miljoen euro waard, terwijl de begroting 14,1 miljoen bedraagt. In vergelijking met de begrote uitgaven is dus 93,4% ook echt gefactureerd. Voor het hoofdstuk heelkunde in de artsenhonoraria komt het totaal gefactureerde bedrag zeer goed overeen met het begrote bedrag. Het Riziv ziet drie mogelijke redenen waarom het aantal gefactureerde prestaties lager ligt dan verwacht. De prestaties zijn geleverd maar niet vermeld op de factuur. De prestaties zijn niet uitgevoerd met het oog op efficiëntie. De prestaties werden geleverd maar ge- factureerd als ambulante zorg. Volgens dokter Moens (BVAS) is het, om het voorbeeld te nemen van de klinische biologie, onwaarschijnlijk dat men 'vergeet' om tests te factureren omdat laboratoria dat hele proces hebben geïnformatiseerd. Wel is het mogelijk dat de aanpassing van het informaticasysteem in de ziekenhuizen vertraging heeft opgelopen, en dat men de vele prestaties die weinig kosten als laatste heeft aangepast. Dat het ziekenhuis het klinisch onderzoek bij een ingreep eerst ambulant laat verrichten is niet uitgesloten, maar lijkt hem onwaarschijnlijk omdat het zich dan uit de markt prijst: patiënten zullen een ziekenhuis verkiezen waar ze niet een week of zo op voorhand nog eens extra moeten langs komen. Dat men tests laat vallen die niet echt meer nodig zijn, lijkt hem de meest waarschijnlijke hypothese. Het was ten slotte de bedoeling van de LVZ om de efficiëntie te verhogen. "De ramingen van het Riziv zijn merkwaardig precies gebleken", is ook de indruk die dokter Moens aan de boekhoudkundige audit van de cijfers over de LVZ overhoudt.