Op Wereldprematurendag (17 november) wil de Vlaamse Vereniging voor Kindergeneeskunde (VVK) de Vlaamse Vereniging voor Ouders van Couveusekinderen (VVOC) ondersteunen via de actie 'Oscaar en Odette for life'. De VVOC is een belangrijke oudervereniging die door medeparticipatie in de zorg voor prematuren een extra dimensie van warme zorg en ondersteuning geeft aan prematuren en hun ouders.

Daarnaast wil de VVK aandacht vragen voor de problemen die dreigen te ontstaan door de invoering van een forfaitaire financiering voor bevallingen door de overheid, waardoor ziekenhuizen een optimale medische zorg voor prematuren niet meer zullen kunnen garanderen.

De pasgeborene wordt door de overheid niet als individu erkend en zijn zorgen worden financieel gekoppeld aan de zorgen voor de moeder. Een bevalling als laagvariabele zorg catalogeren zonder een onderscheid te maken tussen moeder en kind is discriminerend voor de pasgeborene. Een laagrisicobevalling voor de moeder impliceert immers niet noodzakelijk een laagrisicogeboorte van de pasgeborene.

Zo kan een moeder op een zwangerschapsduur van 32 weken probleemloos bevallen terwijl haar te vroeg geboren zuigeling nog weken speciale zorgen nodig heeft op een neonatale zorgeenheid. Eens te meer is het duidelijk dat de pasgeborene als individu moet erkend worden vanaf de geboorte en recht heeft op een adequate gezondheidszorg.

Een bevalling als laagvariabele zorg catalogeren zonder een onderscheid te maken tussen moeder en kind is discriminerend voor de pasgeborene

Alle kinderartsenverenigingen (Belgische academie kindergeneeskunde, VVK, GBPF) hebben samen met de beroepsvereniging en Bvas het onlogische en voor de pasgeborene discriminerende effect van de laagvariabele zorg voor 'bevalling' in de voorbije maanden op vele echelons aangekaart en verdedigd. Het verzekeringstechnisch comité van het Riziv had gedeeltelijk oren naar de bekommernissen van de kinderartsen en hebben een gedeelte van de zorg voor de pasgeborene op N* uit de forfaitaire financiering gehaald.

Ondanks aandringen van deze verenigingen, werden verrichtingen zoals 'aanwezigheid van de kinderarts bij de geboorte', en enkele technische prestaties op N* niet weerhouden. Er werd evenmin rekening gehouden met het grote verschil in zorgzwaarte tussen de verschillende N* afdelingen. Hierdoor ontstaat het risico dat meer kinderen onterecht naar intensieve neonatologie-eenheden (NICU's) zullen moeten doorverwezen worden of daar langer dan nodig moeten vertoeven omdat ziekenhuizen onvoldoende financiering zullen hebben voor de organisatie van een adequate N*zorg.

Ondanks deze aanbevelingen van het verzekeringstechnisch comité van het Riziv is het nog niet duidelijk wat het kabinet Volksgezondheid met dit advies zal aanvangen. In een overleg met de kinderartsen heeft het kabinet enkel blijk gegeven dat ze op de hoogte is van de problematiek en heeft ze de belofte gedaan om dit verder onderzoeken.

Een ander pijnpunt is de financiering van de verpleegkundige bestaffing van neonatale zorgeenheden in functie van het aantal geboortes in het ziekenhuis. In de loop der jaren werden risicozwangerschappen in het belang van het ongeboren kind prenataal doorverwezen naar intensieve MIC-centra waaraan een NICU gekoppeld is om zo de adequate zorg aan moeder en pasgeborene te kunnen verlenen.

Op Wereldprematurendag vraagt de Vlaamse Vereniging voor Kindergeneeskunde de overheid nogmaals met aandrang om de pasgeborene als individu te erkennen

Eenmaal de zorg voor de prematuur gestabiliseerd is, worden deze kinderen verwezen naar een performante N*afdeling, dichter bij de woonplaats van de ouders. Onderzoek heeft aangetoond dat ongeveer 25-30 % van de kinderen die op performante N* afdelingen liggen, kinderen zijn die in NICU's geboren werden. Gezien de financiering van de verpleegkundige bestaffing geregeld wordt op basis van de geboortes, wordt voor dit kwart van de patiënten op een performante N* afdeling door de overheid geen financiering voorzien.

Op Wereldprematurendag vraagt de Vlaamse Vereniging voor Kindergeneeskunde de overheid nogmaals met aandrang om de pasgeborene als individu te erkennen, hem alle nodige medische en paramedische zorgen te gunnen en voor de ziekenhuizen de hiervoor de nodige financiering te voorzien. Samen met de VVOC streven we verder naar een optimale medische en warme zorg voor elke prematuur en de beste ondersteuning en omkadering van zijn familie.

Op Wereldprematurendag (17 november) wil de Vlaamse Vereniging voor Kindergeneeskunde (VVK) de Vlaamse Vereniging voor Ouders van Couveusekinderen (VVOC) ondersteunen via de actie 'Oscaar en Odette for life'. De VVOC is een belangrijke oudervereniging die door medeparticipatie in de zorg voor prematuren een extra dimensie van warme zorg en ondersteuning geeft aan prematuren en hun ouders.Daarnaast wil de VVK aandacht vragen voor de problemen die dreigen te ontstaan door de invoering van een forfaitaire financiering voor bevallingen door de overheid, waardoor ziekenhuizen een optimale medische zorg voor prematuren niet meer zullen kunnen garanderen. De pasgeborene wordt door de overheid niet als individu erkend en zijn zorgen worden financieel gekoppeld aan de zorgen voor de moeder. Een bevalling als laagvariabele zorg catalogeren zonder een onderscheid te maken tussen moeder en kind is discriminerend voor de pasgeborene. Een laagrisicobevalling voor de moeder impliceert immers niet noodzakelijk een laagrisicogeboorte van de pasgeborene. Zo kan een moeder op een zwangerschapsduur van 32 weken probleemloos bevallen terwijl haar te vroeg geboren zuigeling nog weken speciale zorgen nodig heeft op een neonatale zorgeenheid. Eens te meer is het duidelijk dat de pasgeborene als individu moet erkend worden vanaf de geboorte en recht heeft op een adequate gezondheidszorg. Alle kinderartsenverenigingen (Belgische academie kindergeneeskunde, VVK, GBPF) hebben samen met de beroepsvereniging en Bvas het onlogische en voor de pasgeborene discriminerende effect van de laagvariabele zorg voor 'bevalling' in de voorbije maanden op vele echelons aangekaart en verdedigd. Het verzekeringstechnisch comité van het Riziv had gedeeltelijk oren naar de bekommernissen van de kinderartsen en hebben een gedeelte van de zorg voor de pasgeborene op N* uit de forfaitaire financiering gehaald. Ondanks aandringen van deze verenigingen, werden verrichtingen zoals 'aanwezigheid van de kinderarts bij de geboorte', en enkele technische prestaties op N* niet weerhouden. Er werd evenmin rekening gehouden met het grote verschil in zorgzwaarte tussen de verschillende N* afdelingen. Hierdoor ontstaat het risico dat meer kinderen onterecht naar intensieve neonatologie-eenheden (NICU's) zullen moeten doorverwezen worden of daar langer dan nodig moeten vertoeven omdat ziekenhuizen onvoldoende financiering zullen hebben voor de organisatie van een adequate N*zorg. Ondanks deze aanbevelingen van het verzekeringstechnisch comité van het Riziv is het nog niet duidelijk wat het kabinet Volksgezondheid met dit advies zal aanvangen. In een overleg met de kinderartsen heeft het kabinet enkel blijk gegeven dat ze op de hoogte is van de problematiek en heeft ze de belofte gedaan om dit verder onderzoeken. Een ander pijnpunt is de financiering van de verpleegkundige bestaffing van neonatale zorgeenheden in functie van het aantal geboortes in het ziekenhuis. In de loop der jaren werden risicozwangerschappen in het belang van het ongeboren kind prenataal doorverwezen naar intensieve MIC-centra waaraan een NICU gekoppeld is om zo de adequate zorg aan moeder en pasgeborene te kunnen verlenen.Eenmaal de zorg voor de prematuur gestabiliseerd is, worden deze kinderen verwezen naar een performante N*afdeling, dichter bij de woonplaats van de ouders. Onderzoek heeft aangetoond dat ongeveer 25-30 % van de kinderen die op performante N* afdelingen liggen, kinderen zijn die in NICU's geboren werden. Gezien de financiering van de verpleegkundige bestaffing geregeld wordt op basis van de geboortes, wordt voor dit kwart van de patiënten op een performante N* afdeling door de overheid geen financiering voorzien.Op Wereldprematurendag vraagt de Vlaamse Vereniging voor Kindergeneeskunde de overheid nogmaals met aandrang om de pasgeborene als individu te erkennen, hem alle nodige medische en paramedische zorgen te gunnen en voor de ziekenhuizen de hiervoor de nodige financiering te voorzien. Samen met de VVOC streven we verder naar een optimale medische en warme zorg voor elke prematuur en de beste ondersteuning en omkadering van zijn familie.