...

De eerste taak van de Academie is om een netwerk voor onderzoek en onderwijs uit te bouwen, licht professor Remmen toe. De kiem van het netwerk was het ICHO. Daarin werken de vier academische huisartsencentra al nauw samen voor de beroepsopleiding. "Dat doen we al meer dan 25 jaar".De Academie voor de Eerste Lijn kwam uiteindelijk tot stand door een gift van de Koning Boudewijn Stichting: het Fonds Daniel De Koninck stelde 2,5 miljoen euro ter beschikken voor vijf jaar. "Dat is zo'n 500.000 euro per jaar, naar Belgische maatstaven een zeer mooi bedrag voor onderzoek en onderwijsontwikkeling in de eerste lijn."Het Fonds is vernoemd naar de arts die drie decennia lang het WGK West-Vlaanderen leidde. Het WGK is ook lid van de Academie voor de Eerste Lijn. Verder maken zes hogescholen deel uit van de Academie, én het Vlaams Patiëntenplatform. "De hogescholen zijn partners waarmee we voordien weinig contact hadden. Ons netwerk omvat dus niet alleen huisartsen maar ook verpleegkundigen, apothekers, maatschappelijk werkers, en anderen".Drie doelstellingen staan in de Academie centraal: het ontwikkelen van een eerstelijnsnetwerk, het verder uitbouwen van onderzoeks- en onderwijscapaciteit van en over de eerste lijn, en het uitwerken van een instrumentarium voor zorgprofessionals in de eerste lijn."Hier werken we dan rond self management, doelgerichte zorg en interdisciplinair samenwerken." Het blijven echte uitdagingen, onderstreept professor Remmen. "We bouwen er concrete projecten rond uit, binnen omschreven werkpakketten. Samenwerken rond innovatie van de eerste lijn is niet evident als je elkaar amper kent. In één onderdeel - een scan van de eerste lijn - inventariseren we bijvoorbeeld welke opleidingen er allemaal bestaan die raken aan eerstelijnszorg. Waar die onderwezen worden en wat ze precies inhouden. Hogescholen weten vaak van elkaar niet waarmee ze bezig zijn. Wie aan verpleegkundigen doceert weet niet wat er gebeurt in de opleiding voor maatschappelijk werk - en omgekeerd. Terwijl die twee disciplines elkaar toch steeds meer zullen tegenkomen in het casusoverleg, de buurtwerking, ... We werken daarnaast aan een enquête bij de zorg- en hulpverleners: wat zou volgens hen hun werk makkelijker maken? Waar struikelen ze vandaag het vaakst over? Die vragenlijst gaan we binnenkort verspreiden. Ten slotte zou een terreinscan onvolledig zijn als hij ook de patiënt en zijn omgeving, de mantelzorg, niet beter in beeld brengt.""Belangrijk in de Academie, naast het netwerk, is de capaciteitsopbouw. We hebben vijf PhD-studenten die zich mee op de werkpakketten toeleggen. Dat worden mensen met kostbare expertise. We betrekken de hogescholen bij ons onderzoek. Ze hebben deskundigheid in huis die je elders niet vindt. En ze kunnen onderwijspakketten ontwikkelen die beter inspelen op behoeften die we vaststellen. Dat is de eerste manier waarop we de resultaten uit onze onderzoekingen ook naar het veld zullen brengen: door ze te vertalen naar de verschillende opleidingen.""Maar we ondersteunen bovendien concreet de mensen in het veld. Als artsen weten we dat we de zelfredzaamheid van de patiënt moeten bevorderen. Maar hoe pak je dat aan? Welke tools kun je aanreiken? Een eerste instrument dat we voor de artsen willen ontwikkelen is om na te gaan hoe de patiënt er zelf tegenover staat. Kan hij self management aan? En hoe hou je tegelijk de draagkracht van de mantelzorg in het oog. Huisartsen beseffen ook wel het belang van doelgerichte zorg. We doen van alles voor onze diabetes patiënt. Maar wat hij er zelf van vindt, daar hebben we dikwijls het raden naar. We hebben nooit geleerd hoe we dat tussendoor ook bevragen. Er moeten onderbouwde richtlijnen komen over hoe je patiënten hun eigen verwachtingen laat verduidelijk en hoe je ermee rekening kunt houden."De disciplines die werken in de eerste lijn moeten meer samenwerken. Daar is het partnership met de hogescholen onder meer belangrijk. "Er is een ongelooflijke capaciteit van kennis en menskracht in het maatschappelijk werk. Ik zou willen dat die mensen meer betrokken zijn bij waar ik mee bezig ben. In een ziekenhuis zitten alle disciplines in hetzelfde gebouw en komt men elkaar wel eens tegen. In de eerste lijn loopt dat niet zo makkelijk: we kennen elkaar onvoldoende. We spreken vaak niet eens dezelfde taal.""Huisartsen zullen nog raar opkijken als ze zien wie er allemaal op de eerste lijn bezig is. Wij als huisartsen zullen zelfs onze plaats moeten heruitvinden. Dat is ook goed. Vandaag zijn huisartsen soms veel bezig met dingen die anderen beter kunnen/meer tijd voor hebben. Vaak doen we eigenlijk maatschappelijk werk. We steken nogal wat tijd in psychologische begeleiding van onze patiënt. De coördinatie van de klinische zorg, het vroegtijdig detecteren van mogelijk ernstige problemen, het juist doorverwijzen,... dat is waar we als artsen voor opgeleid zijn. Daar moeten wij juist meer mee bezig kunnen zijn. Wij moeten dringend de klinische specialist van de eerste lijn worden - dat is nodig met de toenemende vergrijzing en de steeds complexer wordende zorg."Er bestaat heel wat in de eerste lijn, vertelt Remmen, mensen kunnen met eenzelfde probleem dikwijls op verschillende deuren aankloppen. Maar we werken vaak naast elkaar, daar moet meer structuur in komen. Dat is ook de opzet van de Eerstelijnszones, weet hij wel. "Maar de overheid pakt dat niet doortastend aan. De financiële incentives voor de verschillende actoren komen vanuit zeer verschillende hoeken. Verpleeg kundigen krijgen hun geld van het Riziv, zorgkundigen van de Vlaamse overheid. De federale overheid betaalt de honoraria van artsen, en het maatschappelijk werk zit bij de gemeenschappen en de ziekenfondsen. In heel die structuur zitten veel weeffouten.""Met de ontwikkeling van de Eerstelijnszones willen we uiteraard nauw contact houden. We zoeken naar de juiste kanalen om er onze inzichten te verspreiden. Onze adviesraad overlapt trouwens heel sterk met de raad van bestuur van Vivel - de vzw die de Vlaamse overheid heeft opgericht om de ELZ aan te sturen."Van Vivel (Vlaams Instituut voor de Eerste Lijn) kreeg de Academie al twee onderzoeksopdrachten. "Het gaat om bescheiden bedragen maar het laat zien hoe je, met een structuur zoals de Academie, erin slaagt meer geld aan te trekken voor mooie projecten." Het brengt Roy Remmen terug bij zijn beginpunt: samenwerking tussen de academische huisartsencentra. "We moeten samen voor grote projecten gaan, in plaats van elkaar te beconcurreren voor kleine budgetten.""Eén van onze PhDs-studenten zal bewust wat buiten de werking blijven staan. Zij wordt betrokken bij de evaluatie van onze Academie, maar houdt tegelijk wat afstand. Ze bekijkt de processen, samen met sociologen die gewoon zijn die door te lichten. De Academie is een experiment waar wij uit het veld de leiding nemen en zelf kunnen uitmaken wat voor ons waardevol is, en dat is helemaal anders als je geld van de overheid zou krijgen. Dan moet je toch veel meer naar hun agenda kijken."