Pillen of praten? Het medisch advies luidt doorgaans: het is niet of-of, maar en-en, dus pillen én praten. Dat psychotherapie en psychofarmaca elkaar kunnen aanvullen en versterken is bekend, maar zijn pillen en praten altijd even belangrijk?

Problemen horen nu eenmaal bij het leven, dat weten we allemaal. Maar nog niet iedereen lijkt te beseffen dat het brein een orgaan is, een uitermate complex en delicaat orgaan, waarbij de minste hapering grote storingen kan geven op het 'bewustzijnsscherm'. In de geestelijke gezondheidszorg is het daarom nuttig het onderscheid te maken tussen problemen die opgelost moeten worden en ziekten die behandeld moeten worden. Zo is praten prima om problemen op te lossen, maar is datzelfde praten volkomen ineffectief om ernstige geestesziekten te genezen. Mensen die zwaar geestesziek zijn, kun je moeilijk aan hun lot overlaten. Het minste wat je dan kunt doen, is er bij gaan zitten en met hen praten. Daaruit is wellicht het misverstand ontstaan dat gesprekstherapie in dat geval ook een afdoende vorm van behandeling kan zijn.

Zijn pillen en praten altijd even belangrijk?

Om te leren leven met een goed behandelbare ziekte, zoals bijvoorbeeld diabetes, kunnen patiënten er baat bij hebben dat naast medicijnen er ook psychologische steun wordt aangeboden. Van de gesprekstherapeut wordt dan uiteraard niet verwacht dat hij met ondersteunende gesprekken de diabetes zelf zal genezen. Hetzelfde geldt voor de behandeling van ernstige geestesziekten. Als de psychiatrie de laatste decennia grote successen heeft geboekt in de behandeling van ernstige aandoeningen, zoals bijvoorbeeld psychotische stoornissen, dan is dat dankzij de ontwikkeling van psychofarmaca - pillen dus - en niet dankzij de verbetering van de gesprekstechnieken. Die patiënten psychologisch begeleiden, hen informeren over de aard van hun ziekte, en hen ten slotte overtuigen van de noodzaak hun medicijnen in te nemen, is uiteraard niet hetzelfde als hen genezen met praten. Toch is dat praten allesbehalve overbodig: ook de beste medicijnen werken niet als ze ongebruikt op de schouw blijven staan. En naast de ziekte zelf zijn er vaak nog bijkomende aandoeningen en problemen die eveneens aangepakt moeten worden. Een goede opvolging kan de levenskwaliteit van de patiënt sterk verbeteren, en soms zelfs levensreddend zijn.

Ik verwacht dat ernstige geestesziekten - eigenlijk zijn dat hersenziekten - in de toekomst vooral behandeld zullen worden door de neuroloog, en dat mensen met levensproblemen vooral verwezen zullen worden naar de psycholoog, waardoor het werkveld van de psychiater deels zal verdampen. Niet meteen natuurlijk, er zijn momenteel nog handen te kort. Bovendien zijn sommige interacties tussen lichamelijke en psychische problemen dermate complex dat een verbindende discipline nodig zal blijven. Op termijn krijgen we wellicht een vernieuwd specialisme dat steeds betere resultaten boekt door een combinatie van verruimde inzichten, verbeterde werkmethodes en innovatieve technieken.

Pillen of praten? Het medisch advies luidt doorgaans: het is niet of-of, maar en-en, dus pillen én praten. Dat psychotherapie en psychofarmaca elkaar kunnen aanvullen en versterken is bekend, maar zijn pillen en praten altijd even belangrijk? Problemen horen nu eenmaal bij het leven, dat weten we allemaal. Maar nog niet iedereen lijkt te beseffen dat het brein een orgaan is, een uitermate complex en delicaat orgaan, waarbij de minste hapering grote storingen kan geven op het 'bewustzijnsscherm'. In de geestelijke gezondheidszorg is het daarom nuttig het onderscheid te maken tussen problemen die opgelost moeten worden en ziekten die behandeld moeten worden. Zo is praten prima om problemen op te lossen, maar is datzelfde praten volkomen ineffectief om ernstige geestesziekten te genezen. Mensen die zwaar geestesziek zijn, kun je moeilijk aan hun lot overlaten. Het minste wat je dan kunt doen, is er bij gaan zitten en met hen praten. Daaruit is wellicht het misverstand ontstaan dat gesprekstherapie in dat geval ook een afdoende vorm van behandeling kan zijn.Om te leren leven met een goed behandelbare ziekte, zoals bijvoorbeeld diabetes, kunnen patiënten er baat bij hebben dat naast medicijnen er ook psychologische steun wordt aangeboden. Van de gesprekstherapeut wordt dan uiteraard niet verwacht dat hij met ondersteunende gesprekken de diabetes zelf zal genezen. Hetzelfde geldt voor de behandeling van ernstige geestesziekten. Als de psychiatrie de laatste decennia grote successen heeft geboekt in de behandeling van ernstige aandoeningen, zoals bijvoorbeeld psychotische stoornissen, dan is dat dankzij de ontwikkeling van psychofarmaca - pillen dus - en niet dankzij de verbetering van de gesprekstechnieken. Die patiënten psychologisch begeleiden, hen informeren over de aard van hun ziekte, en hen ten slotte overtuigen van de noodzaak hun medicijnen in te nemen, is uiteraard niet hetzelfde als hen genezen met praten. Toch is dat praten allesbehalve overbodig: ook de beste medicijnen werken niet als ze ongebruikt op de schouw blijven staan. En naast de ziekte zelf zijn er vaak nog bijkomende aandoeningen en problemen die eveneens aangepakt moeten worden. Een goede opvolging kan de levenskwaliteit van de patiënt sterk verbeteren, en soms zelfs levensreddend zijn. Ik verwacht dat ernstige geestesziekten - eigenlijk zijn dat hersenziekten - in de toekomst vooral behandeld zullen worden door de neuroloog, en dat mensen met levensproblemen vooral verwezen zullen worden naar de psycholoog, waardoor het werkveld van de psychiater deels zal verdampen. Niet meteen natuurlijk, er zijn momenteel nog handen te kort. Bovendien zijn sommige interacties tussen lichamelijke en psychische problemen dermate complex dat een verbindende discipline nodig zal blijven. Op termijn krijgen we wellicht een vernieuwd specialisme dat steeds betere resultaten boekt door een combinatie van verruimde inzichten, verbeterde werkmethodes en innovatieve technieken.