Toch houden artsensyndicaten vol dat die beperking broodnodig was, want stel maar dat je als arts zou moeten gaan stempelen! België telt immers het grootste aantal artsen per inwoner, naast Italië en Griekenland, landen waarmee we vandaag liever niet vergeleken worden natuurlijk.

Ik vraag me wel eens af wat er geworden is van alle 'afvallers', die dus wel dokter wilden worden maar die kans nooit kregen. Daar werd nog geen onderzoek naar gedaan voor zover ik weet.

Contingentering

De contingentering moest er dan weer voor zorgen dat alle artsen die de basisopleiding afmaakten, voor de 'gepaste' specialisatie zouden kiezen naargelang de noden op het terrein. Dat gaat via de zogenaamde 'ticketten' waarvan er in principe méér te vinden zijn voor die domeinen waarin noden bestaan. Zowel de plethora als de tekorten in bepaalde disciplines zouden zo beter gestuurd kunnen worden.

Na twintig jaar mag een systeem al eens geëvalueerd worden: werkt dat eigenlijk wel? Die kwestie is actueler dan ooit nu ook de Franstaligen een numerus clausus willen invoeren. Twee decennia later dan in Vlaanderen weliswaar, maar dat is dan - zou je denken - omdat de sturing daar reeds zijn pluimen heeft verdiend...

Tekorten

Quod non, hetgeen mag blijken uit de al zo lang gekende tekorten in de pediatrie, kinderpsychiatrie, geriatrie en urgentiegeneeskunde, maar regionaal ook in de huisartsgeneeskunde. Toeval of niet, maar precies die specialismen waarin kwaliteit voornamelijk bepaald wordt door de tijd die je een patiënt toebedeelt, niet-planbare zorg een prominente rol speelt en de permanentiefunctie zo belangrijk is. Daardoor klopten de schaarse deelnemers al die tijd teveel shiften. Iémand moet het doen natuurlijk.

Hoe komt dat nu eigenlijk? Want dit fenomeen bestaat al zo lang als de contingentering en de instroombeperking zelf. Dan loopt er toch iets fout?

2037

Hoewel de Planningscommissie beweert dat ze terdege rekening houdt met de vervrouwelijking van het beroep en de vaststelling dat artsen vandaag niet meer bereid zijn de klok rond aanspreekbaar te zijn, weet eigenlijk niemand zeker hoeveel artsen in elk domein écht actief zijn, en in welke mate dan precies.

De planning loopt intussen al vooruit tot 2037, maar blijft uitgaan van een geschatte artsen-instroom, statistische correcties voor activiteitsgraad, en een projectie van de zorgvraag op basis van de huidige zorgconsumptie en de bevolkingsaangroei. Vreemd toch, dat we ons als artsen laten sturen door kwantiteit, terwijl we - als we het over de Belgische gezondheidszorg hebben - eerder de mond vol hebben over kwaliteit.

Vreemd toch, dat we ons als artsen laten sturen door kwantiteit, terwijl we in de Belgische gezondheidszorg de mond vol hebben van kwaliteit

Natuurlijk worden in dit land veel maatregelen geboren uit budgetbeheersing, die ook deel uitmaakt van onze maatschappelijke rol, maar mijn vraag blijft hoe het kan dat twintig jaar later diezelfde tekorten blijven wegen? Als kinder- en spoedarts, met lange werkweken en talloze permanentieshifts zie ik op het terrein niets wezenlijk veranderen. En het leven van de collega's huisartsen, kinderpsychiaters en geriaters zie ik er evenmin snel op verbeteren, maar wat erger is: hun patiënten staan ook al twintig jaar in de kou.

Zou het té egocentrisch zijn om nu al vruchten te verwachten van een planning die stilaan twintig jaar loopt? De projecties tot 2037 stellen me niet echt gerust, want tenzij die leeftijdsgrens verder opschuift, zou ik dan al met pensioen moeten zijn. Dat is uiteraard in de hoop dat ik volgende keer niets moet schrijven over burn-out.

Intussen zou ik durven voorstellen dat de Franstaligen ons systeem toch nog eens erg kritisch bekijken, en liefst met een meer efficiënte sturing op de proppen komen. Maar dat moet dan wel geen twintig jaar meer duren natuurlijk.

Toch houden artsensyndicaten vol dat die beperking broodnodig was, want stel maar dat je als arts zou moeten gaan stempelen! België telt immers het grootste aantal artsen per inwoner, naast Italië en Griekenland, landen waarmee we vandaag liever niet vergeleken worden natuurlijk.Ik vraag me wel eens af wat er geworden is van alle 'afvallers', die dus wel dokter wilden worden maar die kans nooit kregen. Daar werd nog geen onderzoek naar gedaan voor zover ik weet.De contingentering moest er dan weer voor zorgen dat alle artsen die de basisopleiding afmaakten, voor de 'gepaste' specialisatie zouden kiezen naargelang de noden op het terrein. Dat gaat via de zogenaamde 'ticketten' waarvan er in principe méér te vinden zijn voor die domeinen waarin noden bestaan. Zowel de plethora als de tekorten in bepaalde disciplines zouden zo beter gestuurd kunnen worden. Na twintig jaar mag een systeem al eens geëvalueerd worden: werkt dat eigenlijk wel? Die kwestie is actueler dan ooit nu ook de Franstaligen een numerus clausus willen invoeren. Twee decennia later dan in Vlaanderen weliswaar, maar dat is dan - zou je denken - omdat de sturing daar reeds zijn pluimen heeft verdiend...Quod non, hetgeen mag blijken uit de al zo lang gekende tekorten in de pediatrie, kinderpsychiatrie, geriatrie en urgentiegeneeskunde, maar regionaal ook in de huisartsgeneeskunde. Toeval of niet, maar precies die specialismen waarin kwaliteit voornamelijk bepaald wordt door de tijd die je een patiënt toebedeelt, niet-planbare zorg een prominente rol speelt en de permanentiefunctie zo belangrijk is. Daardoor klopten de schaarse deelnemers al die tijd teveel shiften. Iémand moet het doen natuurlijk.Hoe komt dat nu eigenlijk? Want dit fenomeen bestaat al zo lang als de contingentering en de instroombeperking zelf. Dan loopt er toch iets fout?Hoewel de Planningscommissie beweert dat ze terdege rekening houdt met de vervrouwelijking van het beroep en de vaststelling dat artsen vandaag niet meer bereid zijn de klok rond aanspreekbaar te zijn, weet eigenlijk niemand zeker hoeveel artsen in elk domein écht actief zijn, en in welke mate dan precies. De planning loopt intussen al vooruit tot 2037, maar blijft uitgaan van een geschatte artsen-instroom, statistische correcties voor activiteitsgraad, en een projectie van de zorgvraag op basis van de huidige zorgconsumptie en de bevolkingsaangroei. Vreemd toch, dat we ons als artsen laten sturen door kwantiteit, terwijl we - als we het over de Belgische gezondheidszorg hebben - eerder de mond vol hebben over kwaliteit. Natuurlijk worden in dit land veel maatregelen geboren uit budgetbeheersing, die ook deel uitmaakt van onze maatschappelijke rol, maar mijn vraag blijft hoe het kan dat twintig jaar later diezelfde tekorten blijven wegen? Als kinder- en spoedarts, met lange werkweken en talloze permanentieshifts zie ik op het terrein niets wezenlijk veranderen. En het leven van de collega's huisartsen, kinderpsychiaters en geriaters zie ik er evenmin snel op verbeteren, maar wat erger is: hun patiënten staan ook al twintig jaar in de kou.Zou het té egocentrisch zijn om nu al vruchten te verwachten van een planning die stilaan twintig jaar loopt? De projecties tot 2037 stellen me niet echt gerust, want tenzij die leeftijdsgrens verder opschuift, zou ik dan al met pensioen moeten zijn. Dat is uiteraard in de hoop dat ik volgende keer niets moet schrijven over burn-out. Intussen zou ik durven voorstellen dat de Franstaligen ons systeem toch nog eens erg kritisch bekijken, en liefst met een meer efficiënte sturing op de proppen komen. Maar dat moet dan wel geen twintig jaar meer duren natuurlijk.