Van oudsher werken we in de gezondheidszorg graag met lijnen. Klassiek hadden we de eerste en de tweede lijn. Daar werd in de loop van de jaren een derde lijn aan toegevoegd. Meer recent spreken we ook over de vierde lijn (quaternaire lijn als we chique willen doen). Maar ook een nulde lijn deed zijn intrede en in Nederland hebben we ook al een anderhalve lijn.

Geconditioneerd als we zijn door onze prille oefeningen in een ver verleden in de kleuterklas, proberen we zoveel mogelijk binnen de lijntjes te kleuren. Het voelt wat balorig aan om nu eens net buiten die lijntjes te kleuren maar de recente ontwikkelingen dwingen ons er toe om dit toch meer en meer te doen. Gek genoeg noemen we dit niet trans-lineair kleuren (werken) maar wel trans-muraal! Als het ware om aan te geven dat de lijnen van vroeger heuse muren zijn geworden die we moeten slechten.

Bekeken vanuit het perspectief van de patiënt, heeft deze burger met een zorgnood (zoals hij/zij vandaag ook wordt genoemd) weinig nood aan een ingewikkeld lijnenspel. De burger ziet maar één lijn, namelijk die van zichzelf en zijn behoeften op zijn eigen (levens)lijn. De verschillende zorgactoren trekken af en toe een streepje op die persoonlijke lijn waarna de individuele lijn weer verder loopt.

De verschillende lijnen kennen elkaar niet of nauwelijks. We weten niet wat andere actoren doen. We spreken en begrijpen hun taal niet.

Wanneer we getuige zijn van overlegmomenten met als doel dit lijnenspel wat op elkaar af te stemmen, komen we zeer snel uit op één gemeenschappelijke behoefte vanuit al die lijnen. Als we de lijnen willen laten convergeren rond de burger met een zorgnood, dan moeten we verschrikkelijk goed en duidelijk communiceren met elkaar. Er dienen als het ware lijntjes getrokken te worden tussen al die grote lijnen.

Ondanks het feit dat zorg in de laatste jaren meer en meer geëvolueerd is naar inter-, intra- en multi-disciplinair teamwork, lijkt onderlinge communicatie nog steeds een bijzonder zwak punt te zijn. De verschillende lijnen kennen elkaar niet of nauwelijks. We weten niet wat andere actoren doen. We spreken en begrijpen hun taal niet. En er is nergens een soort centralisatie van al die informatie die zo belangrijk is om kwaliteitsvolle zorg te leveren rond die burger met zorgnood.

Vaak wordt hierbij verwezen naar IT-toepassingen als de zaligmakende oplossing om die Babylonische spraakverwarring en non-communicatie op te lossen. Maar zoals vroeger al bij herhaling werd aangetoond: ICT an sich lost de problemen niet op als je niet tegelijk een duidelijk plan hebt hoe je het probleem wil aanpakken.

Misschien moeten we aleens vaker een echt relevant lijntje uitwerpen naar onze collega's in de sector. En hopen dat we niet terecht komen in een vertigo opwekkend lijnenspel.

Nog iemand een lijntje?

Marc Geboers

Van oudsher werken we in de gezondheidszorg graag met lijnen. Klassiek hadden we de eerste en de tweede lijn. Daar werd in de loop van de jaren een derde lijn aan toegevoegd. Meer recent spreken we ook over de vierde lijn (quaternaire lijn als we chique willen doen). Maar ook een nulde lijn deed zijn intrede en in Nederland hebben we ook al een anderhalve lijn. Geconditioneerd als we zijn door onze prille oefeningen in een ver verleden in de kleuterklas, proberen we zoveel mogelijk binnen de lijntjes te kleuren. Het voelt wat balorig aan om nu eens net buiten die lijntjes te kleuren maar de recente ontwikkelingen dwingen ons er toe om dit toch meer en meer te doen. Gek genoeg noemen we dit niet trans-lineair kleuren (werken) maar wel trans-muraal! Als het ware om aan te geven dat de lijnen van vroeger heuse muren zijn geworden die we moeten slechten. Bekeken vanuit het perspectief van de patiënt, heeft deze burger met een zorgnood (zoals hij/zij vandaag ook wordt genoemd) weinig nood aan een ingewikkeld lijnenspel. De burger ziet maar één lijn, namelijk die van zichzelf en zijn behoeften op zijn eigen (levens)lijn. De verschillende zorgactoren trekken af en toe een streepje op die persoonlijke lijn waarna de individuele lijn weer verder loopt. Wanneer we getuige zijn van overlegmomenten met als doel dit lijnenspel wat op elkaar af te stemmen, komen we zeer snel uit op één gemeenschappelijke behoefte vanuit al die lijnen. Als we de lijnen willen laten convergeren rond de burger met een zorgnood, dan moeten we verschrikkelijk goed en duidelijk communiceren met elkaar. Er dienen als het ware lijntjes getrokken te worden tussen al die grote lijnen. Ondanks het feit dat zorg in de laatste jaren meer en meer geëvolueerd is naar inter-, intra- en multi-disciplinair teamwork, lijkt onderlinge communicatie nog steeds een bijzonder zwak punt te zijn. De verschillende lijnen kennen elkaar niet of nauwelijks. We weten niet wat andere actoren doen. We spreken en begrijpen hun taal niet. En er is nergens een soort centralisatie van al die informatie die zo belangrijk is om kwaliteitsvolle zorg te leveren rond die burger met zorgnood. Vaak wordt hierbij verwezen naar IT-toepassingen als de zaligmakende oplossing om die Babylonische spraakverwarring en non-communicatie op te lossen. Maar zoals vroeger al bij herhaling werd aangetoond: ICT an sich lost de problemen niet op als je niet tegelijk een duidelijk plan hebt hoe je het probleem wil aanpakken. Misschien moeten we aleens vaker een echt relevant lijntje uitwerpen naar onze collega's in de sector. En hopen dat we niet terecht komen in een vertigo opwekkend lijnenspel. Nog iemand een lijntje?Marc Geboers