...

Aan het woord is professor Sara Willems, voorzitter van de Vakgroep Volksgezondheid en Eerstelijnszorg (UGent). In een doctoraatsonderzoek ging ze na in welke mate ons verzekerings- en verzorgingssysteem erin slaagt om de kloof tussen gegoede en kansarme lagen van onze bevolking op het vlak van gezondheid en levensverwachting te dichten.Uw specifieke expertise gaat naar de eerstelijnsgeneeskunde en de sociale verschillen in de gezondheidszorg?Sara Willems: Na mijn licentie in de sociale wetenschappen aan de UG, verdedigde ik een doctoraat over de toegankelijkheid van onze gezondheidszorg. Mijn bijzondere interesse gaat uit naar de sociale verschillen in de maatschappij en hun impact op de gezondheid en op de toegankelijkheid, kwaliteit en efficiëntie van de zorgverlening. In 2015 werd hierover een Europees onderzoeksproject opgestart, de QUALICOPC (Quality and Costs of Primary Care). Doel was kwaliteit, kosten en billijkheid van eerstelijnszorg te onderzoeken in Europese en overzeese landen. Hieruit konden lessen getrokken worden over de manier waarop de zorgorganisatie bijdraagt tot een grotere sociale gelijkheid in gezondheid.U ontving daarvoor onlangs de Rotary Science Award (ROSA) van de Gentse Rotary Club.Inderdaad. Op basis van de Europese studie was ik promotor van twee doctoraatsproefschriften. Deze beschrijven gedetailleerd dat kwetsbare doelgroepen, ondanks hun hogere gezondheidsnoden, een verminderde toegang tot zorg ervaren en meer dan gemiddeld worden geconfronteerd met minder kwaliteitsvolle en/of minder geschikte zorg. De prijs, 10.000 euro, gaan we besteden aan onderzoeksprojecten over de manier waarop de sociale inclusie in eerstelijnszorg, in het bijzonder in de Gentse regio, kan worden verbeterd.Hoe kan de doeltreffendheid van de eerstelijnszorg voor kansarmen worden verbeterd?Vooreerst dient gezegd dat in België de eerstelijnszorg een minder sterke rol vervult dan in sommige andere Europese landen. Voor kwaliteit en patiënttevredenheid scoort de eerstelijnszorg erg goed. De organisatie is zeker voor verbetering vatbaar. Samenwerking tussen huisartsen en andere disciplines moet hoe dan ook worden aangemoedigd en vooral door de overheid worden ondersteund. De samenwerking tussen artsen en paramedici, geruggensteund door een administratieve hulpkracht, werkt niet alleen een holistische aanpak van de patiënten in de hand. Het zorgt er ook voor dat de artsen van een aantal taken worden ontlast. Zo kunnen ze zich meer aan hun specifieke en essentiële functies wijden. Dat kan burn-outs vermijden. Dit alles vergt uiteraard een goede organisatie en meer financiële middelen. Kansarmen vragen ongetwijfeld meer aandacht dan andere patiënten, en hun verzorging is vaak tijdrovend. Recent onderzoek wees er op dat die hogere workload kan verminderen indien de arts ook op andere sociale, verpleegkundige en psychologische hulpverlening kan rekenen. Indien al deze diensten onder éénzelfde dak of in een netwerk worden samengebracht, dan betekent dat ongetwijfeld een meerwaarde voor de praktijk.Zijn onze artsen daar goed op voorbereid?Groepspraktijken worden talrijker, hoewel enkele pas gepromoveerden toch nog voor een solopraktijk kiezen. Het uitbouwen van een multidisciplinaire groepspraktijk, een logische volgende stap, kan een belangrijke meerwaarde bieden, zowel voor de patiënt, waarvoor de drempel tot zorg wordt verlaagd, als voor de arts, die zich beter ondersteund voelt en makkelijker taken kan delegeren naar collega's, zoals een psycholoog of diëtist. Het runnen van een multidisciplinair team vergt echter ook bijkomende vaardigheden, zoals het aansturen van medewerkers, en het financiële beheer van het kleine bedrijf dat een multidisciplinaire praktijk is. De vernieuwde opleiding (zie kader) zet hier veel meer dan vroeger op in, met lessen rond interdisciplinaire samenwerking, praktijkorganisatie en kwaliteitsmanagement.Jean-Marie Segers