...

In een nieuw advies toont de Orde zich bereid hierin het voortouw te nemen. Ze wil met alle stakeholders een overkoepelend overleg organiseren. Van belang is ook dat onderwijs en navorming meer aandacht besteden aan de problematiek. En er is meer studiewerk nodig.Meten is weten. De Orde verwijst naar grootschalig onderzoek bij 3.726 Belgische artsen waaruit bleek dat 84,4% ooit tijdens hun carrière het slachtoffer werd van een vorm van agressie binnen de arts-patiëntrelatie. In het referentiejaar 2016 ging het over 36,8% van de artsen -30% psychisch geweld, 14,4% fysiek geweld en 9,5% seksueel geweld.Sinds 2016 is er een Ordinaal meldpunt voor agressie. Op 6,5 jaar registreerde men 434 meldingen. Ook huisartsenkringen, ziekenhuizen en beroepsverenigingen richtten eigen meldpunten op en de Orde stelt onderrapportage vast. Drie kwart van de artsen die een geweldsincident ondervonden, meldt het niet. Fragmentatie en onderrapportage bemoeilijken een correcte analyse en de uitwerking van een plan van aanpak, stelt de Orde der artsen. In de ambulante zorg doet agressie bij huisartsen zich voor in de eigen praktijk en op huisbezoek; in de ziekenhuizen worden de spoed en de psychiatrie het meest getroffen. Zeer diverse aanleidingen -attesten, wachttijden, financiële betwistingen... kunnen tot agressie leiden. In de helft van de gevallen is de dader een gekende patiënt. Patiënten met een psychiatrisch verleden, ethylisme en toxicomanie vormen een verhoogd risico. Voorts worden vrouwelijke artsen en jongere artsen met minder praktijkervaring vaker met agressie geconfronteerd.Een pasklare oplossing voor het probleem bestaat niet. En dus dringt een aanpak op verschillende fronten zich op. Vooreerst is de Orde er voorstander van om haar eigen meldpunt als overkoepelend meldpunt te installeren. Alle meldingen op basis van een standaardformulier kunnen er naartoe gestuurd worden. Na registratie en analyse levert dit jaarlijks een rapport op voor de stakeholders en de overheid. De Orde benadrukt dat artsen ieder geval van agressie moeten melden.Een sensibiliseringscampagne is aangewezen om de bevolking duidelijk te maken dat agressie ontoelaatbaar is. Het kan aanleiding zijn om de therapeutische relatie stop te zetten. Ook merkt de Orde op dat het wetsvoorstel tot invoering van een nieuw strafwetboek voorziet in een eenvormige regeling van strafverzwaring voor geweld op personen met een maatschappelijke functie. Hier vallen ook zorgverleners onder.Een evaluatie van de bestaande maatregelen tegen agressie (camerabewaking, alarmknop, beveiligde kassa...) in de ambulante zorg is nodig. Hebben ze daadwerkelijk een ontradend effect? En huisartsenwachtposten en begeleiding met een chauffeur lijken nuttig maar ook hier ontbreken duidelijke cijfers. Idem voor de aanwezigheid van security en stewards in de ziekenhuizen.Verwijzend naar vroegere discussies benadrukt de Orde dat het opstellen van een zwarte lijst van potentiële risicopatiënten enkel kan als dit bij wet geregeld wordt. Met een 'red flag' in het Sumehr potentieel gevaarlijke patiënten signaleren, is populair bij zorgverleners maar heeft volgens de Orde slechts een beperkte impact.Triggers wegnemen (betwistingen over wachttijden, voorschriften enz.) is mogelijk door helder en transparant te communiceren en door een positieve ingesteldheid. Vele problemen zijn te voorkomen door arts en patiënt als volwaardige partner te zien. Samen komen ze tot een gedragen oplossing, denkt het deontologisch orgaan. Tot slot dringt het advies erop aan dat artsenverenigingen, ziekenhuisinstanties en patiëntenorganisaties samen een gedragscode zouden ontwikkelen.