...

Die vraag stelt professor em. medisch recht Herman Nys (KU Leuven) zich. Aanleiding is een stevige discussie daarover in Nederland enerzijds. Anderzijds is er het nieuwe akkoord over een beter sociaal statuut en meer sociale rechten voor de artsen-specialisten in opleiding (aso's) - zie ook AK 2674. Professor Nys, ook voorzitter van de Verenigde ziekenhuizen Waas en Durme, stelt vast dat aso's daardoor een uniform basisloon krijgen. "Tot nu toe", zegt hij, "wordt het (zeer ontoereikende) sociaal statuut van deze aso's geregeld in een KB van 18 maart 1983. Dat kent hen een 'partieel bediendestatuut' toe. Het ziet er naar uit dat de aso's of de ziekenhuisartsen van de toekomst, bedienden zullen worden." Een boude uitspraak. "Om een definitieve uitspraak te doen, moeten we voorzichtigheidshalve de volledige tekst van het bereikte akkoord afwachten", aldus nog Nys. "Als de ziekenhuisartsen van de toekomst kunnen proeven van de voordelen van een bediendestatuut en ze krijgen de smaak te pakken, zullen ziekenhuisartsen in de toekomst dan ook bedienden worden?" vraagt hij zich af, daarbij verwijzend naar de noorderburen. In opdracht van de Nederlandse Tweede Kamer (onze Kamer van volksvertegenwoordigers) schreef een advocatenkantoor over de kwestie een advies. De vraag luidde of de overheid medische specialisten in ziekenhuizen kan verplichten om in loondienst te gaan werken."Er zou", aldus Nys, "alvast een stevig kostenplaatje aan hangen, circa twee miljard euro. Dat compenseert het verlies aan toekomstige honoraria - de zogenaamde goodwill. Volgens het advies zouden toekomstige honoraria geen eigendom zijn. Een verplichting om in loondienst te gaan, zou men dus niet moeten kwalificeren als onteigening van eigendom." Of daarmee de kous af is, valt af te wachten. In de Tweede Kamer lijkt er een meerderheid te bestaan voor het invoeren van een verplichte loondienst. "Maar bij ons liggen de kaarten nog veel ingewikkelder", stelt professor Nys. "Het KB nr. 407 van 18 april 1986, inmiddels ook al 35 jaar oud, regelt het statuut van de ziekenhuisarts." Toenmalig minister van sociale zaken Jean-Luc Dehaene was er de architect van. Herman Nys verwijst naar de toelichting in de memoires van Dehaene: 'Dokter Wynen (stichter van Belgische Vereniging van Artsensyndicaten, Bvas, nvdr) aanvaardde dat de artsenhonoraria niet geïndexeerd zouden worden. In ruil vroeg hij dat ik het dossier van het statuut van de ziekenhuisgeneesheer zou deblokkeren. Met dit statuut streefden de artsen ernaar zeggenschap te krijgen in het beheer van de ziekenhuizen. In een doorsnee ziekenhuis droegen de geneesheren-specialisten heel wat van hun honorarium af aan hun ziekenhuis, zonder dat zij veel inspraak kregen, ook niet in de aanwending van deze middelen' (p. 240). Herman Nys wijst erop dat KB nr. 407 de zeggenschap van de ziekenhuisartsen in het ziekenhuisbestuur wettelijk verankert. Dat gebeurt via bindende adviezen van de medische raden. "Als er ooit een discussie over een bediendestatuut voor ziekenhuisartsen komt, zal het vooral daarover gaan", denkt professor Nys.