Recent uitten experts hun bezorgdheden over de sterke stijging in het aantal vastgestelde kinderpsychiatrische diagnoses, in het bijzonder autismespectrumstoornis. Hierbij werden ook vragen gesteld bij de totstandkoming van een diagnose. Graag wil ik stilstaan bij het concept 'diagnose' alsook de positieve en negatieve implicaties ervan, om te eindigen met een ogenschijnlijke paradox.

Een diagnose is een menselijk construct in een poging de wereld te ordenen. Dit creëert de illusie dat deze concepten samenvallen met de realiteit, dat men 'weet' wat er aan de hand is en dat er geen ruimte meer is voor twijfel. Wanneer men de historiciteit van een diagnostisch concept uit het oog verliest, dreigt echter dogmatisme. Psychodiagnostiek berust op eerder vage en ruim interpreteerbare criteria waarbij zelfrapportage een belangrijke pijler uitmaakt in het onderzoek. Dit hoeft op zich geen probleem te zijn, zolang een diagnose niet als 'weten-schap' wordt beschouwd.

Onderzoek toonde aan dat een diagnose van een ontwikkelingsstoornis ouders een gevoel van erkenning geeft, en hun pedagogisch beleid verontschuldigt ('het ligt niet aan de opvoeding'). Gedrag wordt herkaderd als 'niet kunnen', eerder dan 'niet willen'. Inzicht in het waarom van het gedrag van hun kind kan ouders opvoedkundige handvatten bieden. Een diagnoseattest kan ook een toegangsticket zijn tot gerichte hulp zoals buitengewoon onderwijs of gespecialiseerde thuisbegeleiding, hoewel regelmatig onterecht een diagnose geëist wordt alvorens hulp te starten.

Een onzorgvuldige diagnose is niet zonder gevaar. Het kind dreigt verengd te worden tot zijn of haar gedrag ('ADHD-er') door een levenslang label waar het veelal zelf niet om gevraagd heeft. Onterechte diagnoses kunnen leiden tot een devaluatie van het concept ('Het zal wel wéér autisme zijn zeker?'). Er bestaat ook gevaar op het 'looping effect', waarbij men zich naar het diagnostisch beeld gaat gedragen. Dit zien we wel vaker bij adolescenten op zoek naar identiteit en een verklaring voor hun psychisch onwelzijn. In andere situaties worden symptomen dan weer ter verantwoording ingeroepen ('ik heb ADHD dus ik kan er niets aan doen'), wat de intentie tempert om aan eigen gedrag te werken.

Vreemd genoeg blijven sommige kinderen en jongeren net ónder de radar

Beleid dat voortbouwt op een niet-correcte diagnostische inschatting zal daarenboven weinig tot geen meerwaarde bieden. Zo zal methylfenidaat gestart bij een kind waar een depressie aan de basis ligt van concentratieproblemen, weinig vermogen. Een jongere die in een te hoog gegrepen studierichting concentratieproblemen ervaart, dient eerst geheroriënteerd vooraleer stimulantia te slikken. Onderhoudende contextuele factoren zullen het verdere ontwikkelingstraject van het kind negatief blijven beïnvloeden wanneer deze op de achtergrond geraken indien enkel de kindfactoren worden belicht.

Vreemd genoeg blijven sommige kinderen en jongeren net ónder de radar. Meer atypische, verdoken en vooral internaliserende problematieken (wie dus op school geen problemen veroorzaakt) blijven niet zelden in de kou staan. Gedegen diagnostiek moet beogen om hulpbehoevende jongeren tijdig te identificeren en gepaste ondersteuning te bieden. Eerder dan wie niet meteen aan de verwachtingen voldoet of iets meer tijd of ondersteuning nodig heeft te snel in hokjes te categoriseren.

Recent uitten experts hun bezorgdheden over de sterke stijging in het aantal vastgestelde kinderpsychiatrische diagnoses, in het bijzonder autismespectrumstoornis. Hierbij werden ook vragen gesteld bij de totstandkoming van een diagnose. Graag wil ik stilstaan bij het concept 'diagnose' alsook de positieve en negatieve implicaties ervan, om te eindigen met een ogenschijnlijke paradox. Een diagnose is een menselijk construct in een poging de wereld te ordenen. Dit creëert de illusie dat deze concepten samenvallen met de realiteit, dat men 'weet' wat er aan de hand is en dat er geen ruimte meer is voor twijfel. Wanneer men de historiciteit van een diagnostisch concept uit het oog verliest, dreigt echter dogmatisme. Psychodiagnostiek berust op eerder vage en ruim interpreteerbare criteria waarbij zelfrapportage een belangrijke pijler uitmaakt in het onderzoek. Dit hoeft op zich geen probleem te zijn, zolang een diagnose niet als 'weten-schap' wordt beschouwd. Onderzoek toonde aan dat een diagnose van een ontwikkelingsstoornis ouders een gevoel van erkenning geeft, en hun pedagogisch beleid verontschuldigt ('het ligt niet aan de opvoeding'). Gedrag wordt herkaderd als 'niet kunnen', eerder dan 'niet willen'. Inzicht in het waarom van het gedrag van hun kind kan ouders opvoedkundige handvatten bieden. Een diagnoseattest kan ook een toegangsticket zijn tot gerichte hulp zoals buitengewoon onderwijs of gespecialiseerde thuisbegeleiding, hoewel regelmatig onterecht een diagnose geëist wordt alvorens hulp te starten.Een onzorgvuldige diagnose is niet zonder gevaar. Het kind dreigt verengd te worden tot zijn of haar gedrag ('ADHD-er') door een levenslang label waar het veelal zelf niet om gevraagd heeft. Onterechte diagnoses kunnen leiden tot een devaluatie van het concept ('Het zal wel wéér autisme zijn zeker?'). Er bestaat ook gevaar op het 'looping effect', waarbij men zich naar het diagnostisch beeld gaat gedragen. Dit zien we wel vaker bij adolescenten op zoek naar identiteit en een verklaring voor hun psychisch onwelzijn. In andere situaties worden symptomen dan weer ter verantwoording ingeroepen ('ik heb ADHD dus ik kan er niets aan doen'), wat de intentie tempert om aan eigen gedrag te werken. Beleid dat voortbouwt op een niet-correcte diagnostische inschatting zal daarenboven weinig tot geen meerwaarde bieden. Zo zal methylfenidaat gestart bij een kind waar een depressie aan de basis ligt van concentratieproblemen, weinig vermogen. Een jongere die in een te hoog gegrepen studierichting concentratieproblemen ervaart, dient eerst geheroriënteerd vooraleer stimulantia te slikken. Onderhoudende contextuele factoren zullen het verdere ontwikkelingstraject van het kind negatief blijven beïnvloeden wanneer deze op de achtergrond geraken indien enkel de kindfactoren worden belicht.Vreemd genoeg blijven sommige kinderen en jongeren net ónder de radar. Meer atypische, verdoken en vooral internaliserende problematieken (wie dus op school geen problemen veroorzaakt) blijven niet zelden in de kou staan. Gedegen diagnostiek moet beogen om hulpbehoevende jongeren tijdig te identificeren en gepaste ondersteuning te bieden. Eerder dan wie niet meteen aan de verwachtingen voldoet of iets meer tijd of ondersteuning nodig heeft te snel in hokjes te categoriseren.