...

In uw VBS-jaarverslag, beste dokter Moens, gaat u in op de zogenaamde plethoraproblematiek en bestempelt u als cynisch mijn voorstellen om het medisch aanbod daadwerkelijk te willen plannen, wetende dat het artsentekort in heel wat gemeenten in ons land groter wordt, voornamelijk in Wallonië. Om indruk te maken op uw toehoorders, strooit u met getallen van meer dan 60.000 artsen die in België de geneeskunde mogen uitoefenen, en 50.000, een 'magisch' getal, artsen actief binnen het kader van de ziekteverzekering. Alle studies over het zorgaanbod in België hebben duidelijk aangetoond dat het aantal artsen bij elkaar optellen geen steek houdt. Het getal van 60.000 artsen wordt hier dus enkel gebruikt als bewijs van een plethora, terwijl heel wat indicatoren erop wijzen dat grote delen van de bevolking geen huisarts ter beschikking hebben of moeten wachten op behandeling door een specialist. Het Kenniscentrum maakte begin 2016 gewag van 33.925 actieve artsen, 2,95 per 10.000 inwoners, wat dus significant onder het Europese gemiddelde ligt (3,41).(1) En hoe definieer je die activiteit? De huidige onderzoeken van de Planningscommissie omschrijven actieve artsen op basis van 500 patiëntencontacten per jaar voor huisartsen en meer dan twee contacten voor een specialist. Het is voorspelbaar dat op die basis het reële aantal actieve artsen fors overschat wordt. De verschillende syndicaten en beroepsverenigingen blijven de kloof tussen het aantal artsen en de activiteitsindicatoren zien als een bewijs van de plethora: het grote aantal artsen verklaart dat ze weinig actief zijn. Beste collega Moens: perseverare diabolicum est! De feiten blijven ontkennen druist in tegen een open aanpak, vrij van dogma's. Professor De Wever toonde in 2007 al aan dat de afname van de medische praktijk geen synoniem was van plethora, maar integendeel wees op de diversificatie in de activiteit van heel wat artsen.(2) Terwijl 47,7% van de Franstalige huisartsen en 23,3% van de specialisten de accrediteringsdrempel niet haalden, bleek dat na onderzoek nog slechts 5,5% te zijn.Is het wel degelijk op basis van (moedwillig) verkeerde cijfers dat de eerste quota in het kader van de numerus clausus werden bepaald? In 2004, toen objectieve gegevens achteraf de afwezigheid van een plethora bevestigden in meerdere disciplines, met name in de eerste lijn, werd het quotum vastgelegd op 700 nieuwe artsen voor het hele land. Dat hadden er 1.150 moeten zijn, op basis van een aanbevolen hernieuwing van 1.000 nieuwe artsen per 10.000.000 inwoners in equivalente zorgsystemen.(3) Het tekort heeft zich dus in meerdere disciplines opgebouwd, met variaties volgens het specialisme en volgens de regio, dat klopt.Onlangs nog trok het kabinet van minister Maxime Prévot aan de alarmbel: 47% van de Waalse gemeenten kampen met een huisartsentekort, waarvan 39 er erg aan toe zijn (< 5 artsen/10.000 inwoners). En gezien de leeftijdspiramide van de Franstalige huisartsen zijn de vooruitzichten uiterst zorgwekkend! Aan Franstalige kant schat men dat 27,6% van de artsen binnen de tien jaar uit het zorgsysteem stapt; volgens de ziekenfondsen zou dat zelfs meer dan 32% zijn.Is het dan verwonderlijk dat Europese artsen massaal naar ons land afzakken? In 2015 ging het om zowat 45% van de nieuwe Riziv-nummers in België, tegenover 12,1% in 2006.(4) Beste collega Moens, waarom negeert u de dagelijkse moeite die oudere huisartsen ondervinden om een vervanger te vinden? Perseverare diabolicum est!In tegenstelling tot wat u beweert, ben ik voorstander van een toelatingsexamen. Dat moet worden gecombineerd met een voorbereiding gedurende het laatste jaar middelbaar onderwijs, in samenwerking met de universiteiten, om de ongelijkheden in het secundair onderwijs te pogen weg te werken.Het aantal toegelaten studenten zou gebaseerd zijn op de vormingscapaciteiten van de universiteiten rekening houdend met de omkaderingsmogelijkheden en vooral de stages op alle niveaus in de opleiding. En niet op een federaal quotum na de basisopleiding.De geneeskundefaculteiten zouden alle geselecteerde studenten de toegang bieden tot een specialisme, met gepaste informatie over de noden in de verschillende disciplines. Het komt erop aan hen te oriënteren naar de disciplines met een tekort en hen te informeren over de specialismen waar voldoende kandidaten zijn.Daarbij moet de opleiding losgekoppeld worden van de vestiging. Een vestigingswet is onontbeerlijk, met per specialisme, per regio, tot op het niveau van de eerste lijn, de plaatsen die er te begeven zijn.Collega Moens, ik wil onze artsen inderdaad de woestijn insturen, niet de woestijn waarop u hier alludeert, maar wel degelijk de artsenarme gebieden die u weigert te zien. Perseverare diabolicum est.