In 2020 start de werkgroep voor revisie van de nomenclatuur voor medische prestaties die parallel zal lopen met de revisiewerkgroep voor het financieel budget (BFM) van de ziekenhuizen. Het is de gelegenheid om te reflecteren over enkele principes en over vastgestelde afwijkingen.
In principe zijn de twee financieringswijzen gelinkt aan het volume, maar in een gesloten envelop. Dit leidt tot een soort forfait dat totaal verouderd is geworden - in een wereld waar men over geïntegreerde gezondheidszorg spreekt en over efficiënte zorg waarbij de patiënt centraal staat, een forfait die ook onvolledig is omdat men geen rekening houdt met alle parameters die verband houden met zorg. Aan de act of de consultatie wordt een waarde toegekend door de nomenclatuur die verondersteld wordt een bepaalde duur, een bepaalde complexiteit en andere elementen te weerspiegelen die betrekking hebben op die act (maar niet alle zijn het). Op gelijkaardige wijze is het budget financiële middelen (BFM) gelieerd aan opnames en aan het aantal gevaloriseerde dagen door 'de prijs van de gerechtvaardigde dag' die afhankelijk is van de DRG (Diagnosis Related Groups) en dus van de verblijfsduur afhankelijk van de ernst van de pathologie van de patiënt. De twee modellen zijn op één of andere manier gelinkt aan het volume en staan in onderling verband.
Die connectie veronderstelt dat de hervormingen vroeg of laat met elkaar verbonden zullen zijn: zo is de activiteit van de artsen in de ziekenhuizen even belangrijk als dat een deel van hun honoraria er afgehouden worden - theoretisch gezien na toestemming voor specifieke kosten en investeringen - voor het evenwicht van het ziekenhuisbudget.
Honorarium vastgesteld door de arts
Dit debat kan niet gevoerd worden zonder het delicate onderwerp van de 'honoraria-supplementen' aan te snijden, meer bepaald het door de arts vastgestelde honorarium. Dit debat zal maar mogelijk zijn in zoverre men ook over het tarief van de eenpersoonskamers kan spreken en in zoverre men ook de volledige transparantie kan verzekeren over wat elkeen ontvangt van overheidswege. In de praktijk is de arts gijzelaar van het ziekenhuissysteem waarvan de kosten steeds verder oplopen.
Deze hervorming is waarschijnlijk de laatste kans voor de artsen om gehoord te worden
De problematiek van de afwijkingen op de afhoudingen is essentieel te wijten aan het 'flou' dat over hun legitimatie, en dikwijls over hun lineariteit, hangt. De gevoelde of beleefde onrechtvaardigheid, door de arts of door het ziekenhuis, wordt benadrukt door het spel van vraag en aanbod in functie van het aantal erkende specialisten, maar ook van de concurrentie van de extra-ziekenhuisactiviteiten en van de andere instellingen, die, door zich niet in te schrijven in een plan van regionale en rationele zorg, zich een concurrentie veroorloven die niet moet onderdoen voor de verkoopsector. De ambulante sector is de laatste toevlucht geworden voor de arts die nog een bepaalde vrijheid wenst te bewaren in de organisatie van zijn werk en in het beheer van zijn inkomsten.
De verloning (essentieel voor het ziekenhuiswerk) enkel op basis van de nomenclatuur is dus onderhevig aan schreeftrekkingen en is onvoldoende. Ze weerspiegelt niet langer meer correct dat waarvoor ze werd bedacht, nl. voor de hierboven geciteerde problemen, maar ook omdat ze slechts deels beantwoordt aan wat men zou wensen en wat de meer volledige weerspiegeling zou zijn van het uitgevoerde werk, rekening houdend met de verzekerde permanentie, met de tijd, met de anciënniteit, de expertise, de beschikbaarheid, het administratief werk, en laten we het maar benoemen, de kwaliteit, wanneer dat nodig blijkt.
Hoe kunnen we middelen vrijmaken om de behoeften te vrijwaren, zonder te knabbelen aan de middelen van de anderen? Als de artsen zich tot deze aanpak verbinden, zouden ze het wenselijk vinden dat ook anderen dit doen. Als het doel is om op een dag onze respectievelijke silo's te verlaten en de globale zorg van de patiënt beter te financieren, zullen we de toegevoegde waarde moeten beginnen opmeten en het ingebrachte voordeel objectiveren door elke nieuwe modaliteit van zorg voor de patiënt, of van de pathologie van de patiënt, te vergelijken met het reeds bestaande voordeel. Om de bestaande middelen beter te verdelen in functie van de nieuwe behoeften van de patiënten, zou het nodig zijn dat elke silo van zijn kant de noodzakelijke inspanning kan doen, en dit in volledige transparantie.
Volledige duidelijkheid over de afhoudingen
Ik blijf ervan overtuigd dat voor het budget toegekend aan de artsen, men de grootst mogelijke duidelijkheid moet scheppen over de afromingen/inhoudingen en dit moet laten gepaard gaan met een eventueel transfer van de middelen van bepaalde technische specialiteiten naar anderen, voor zover er geen enkele arts gestraft wordt in zijn finale vergoeding, bij gelijke werkbelasting. Om te beginnen zal de duidelijkheid over de afromingen/inhoudingen kunnen verzekerd worden door een KB die de voorziene modaliteiten in de Ziekenhuiswet zou preciseren en vervolledigen.
Deze hervorming (nomenclatuur, BFM en netwerken) is waarschijnlijk de laatste kans voor artsen om zich te laten horen vóór men volledig de hand zal leggen op het beheer van hun honoraria en de verloning van hun werk. We moeten ons geen illusies maken, dit zal geen wandeling in het park worden, maar het is mogelijk en het is een mooie opportuniteit. De hervorming ondersteunen met een financieringsvisie voor kwalitatievere en efficiëntere zorg, gecentreerd op de patiënt en de facto transmuraal (en minder ziekenhuis-gecentreerd) zal het mogelijk maken de kans te grijpen de arts terug te plaatsen in het debat.
In principe zijn de twee financieringswijzen gelinkt aan het volume, maar in een gesloten envelop. Dit leidt tot een soort forfait dat totaal verouderd is geworden - in een wereld waar men over geïntegreerde gezondheidszorg spreekt en over efficiënte zorg waarbij de patiënt centraal staat, een forfait die ook onvolledig is omdat men geen rekening houdt met alle parameters die verband houden met zorg. Aan de act of de consultatie wordt een waarde toegekend door de nomenclatuur die verondersteld wordt een bepaalde duur, een bepaalde complexiteit en andere elementen te weerspiegelen die betrekking hebben op die act (maar niet alle zijn het). Op gelijkaardige wijze is het budget financiële middelen (BFM) gelieerd aan opnames en aan het aantal gevaloriseerde dagen door 'de prijs van de gerechtvaardigde dag' die afhankelijk is van de DRG (Diagnosis Related Groups) en dus van de verblijfsduur afhankelijk van de ernst van de pathologie van de patiënt. De twee modellen zijn op één of andere manier gelinkt aan het volume en staan in onderling verband. Die connectie veronderstelt dat de hervormingen vroeg of laat met elkaar verbonden zullen zijn: zo is de activiteit van de artsen in de ziekenhuizen even belangrijk als dat een deel van hun honoraria er afgehouden worden - theoretisch gezien na toestemming voor specifieke kosten en investeringen - voor het evenwicht van het ziekenhuisbudget. Honorarium vastgesteld door de artsDit debat kan niet gevoerd worden zonder het delicate onderwerp van de 'honoraria-supplementen' aan te snijden, meer bepaald het door de arts vastgestelde honorarium. Dit debat zal maar mogelijk zijn in zoverre men ook over het tarief van de eenpersoonskamers kan spreken en in zoverre men ook de volledige transparantie kan verzekeren over wat elkeen ontvangt van overheidswege. In de praktijk is de arts gijzelaar van het ziekenhuissysteem waarvan de kosten steeds verder oplopen. De problematiek van de afwijkingen op de afhoudingen is essentieel te wijten aan het 'flou' dat over hun legitimatie, en dikwijls over hun lineariteit, hangt. De gevoelde of beleefde onrechtvaardigheid, door de arts of door het ziekenhuis, wordt benadrukt door het spel van vraag en aanbod in functie van het aantal erkende specialisten, maar ook van de concurrentie van de extra-ziekenhuisactiviteiten en van de andere instellingen, die, door zich niet in te schrijven in een plan van regionale en rationele zorg, zich een concurrentie veroorloven die niet moet onderdoen voor de verkoopsector. De ambulante sector is de laatste toevlucht geworden voor de arts die nog een bepaalde vrijheid wenst te bewaren in de organisatie van zijn werk en in het beheer van zijn inkomsten. De verloning (essentieel voor het ziekenhuiswerk) enkel op basis van de nomenclatuur is dus onderhevig aan schreeftrekkingen en is onvoldoende. Ze weerspiegelt niet langer meer correct dat waarvoor ze werd bedacht, nl. voor de hierboven geciteerde problemen, maar ook omdat ze slechts deels beantwoordt aan wat men zou wensen en wat de meer volledige weerspiegeling zou zijn van het uitgevoerde werk, rekening houdend met de verzekerde permanentie, met de tijd, met de anciënniteit, de expertise, de beschikbaarheid, het administratief werk, en laten we het maar benoemen, de kwaliteit, wanneer dat nodig blijkt.Hoe kunnen we middelen vrijmaken om de behoeften te vrijwaren, zonder te knabbelen aan de middelen van de anderen? Als de artsen zich tot deze aanpak verbinden, zouden ze het wenselijk vinden dat ook anderen dit doen. Als het doel is om op een dag onze respectievelijke silo's te verlaten en de globale zorg van de patiënt beter te financieren, zullen we de toegevoegde waarde moeten beginnen opmeten en het ingebrachte voordeel objectiveren door elke nieuwe modaliteit van zorg voor de patiënt, of van de pathologie van de patiënt, te vergelijken met het reeds bestaande voordeel. Om de bestaande middelen beter te verdelen in functie van de nieuwe behoeften van de patiënten, zou het nodig zijn dat elke silo van zijn kant de noodzakelijke inspanning kan doen, en dit in volledige transparantie. Volledige duidelijkheid over de afhoudingenIk blijf ervan overtuigd dat voor het budget toegekend aan de artsen, men de grootst mogelijke duidelijkheid moet scheppen over de afromingen/inhoudingen en dit moet laten gepaard gaan met een eventueel transfer van de middelen van bepaalde technische specialiteiten naar anderen, voor zover er geen enkele arts gestraft wordt in zijn finale vergoeding, bij gelijke werkbelasting. Om te beginnen zal de duidelijkheid over de afromingen/inhoudingen kunnen verzekerd worden door een KB die de voorziene modaliteiten in de Ziekenhuiswet zou preciseren en vervolledigen. Deze hervorming (nomenclatuur, BFM en netwerken) is waarschijnlijk de laatste kans voor artsen om zich te laten horen vóór men volledig de hand zal leggen op het beheer van hun honoraria en de verloning van hun werk. We moeten ons geen illusies maken, dit zal geen wandeling in het park worden, maar het is mogelijk en het is een mooie opportuniteit. De hervorming ondersteunen met een financieringsvisie voor kwalitatievere en efficiëntere zorg, gecentreerd op de patiënt en de facto transmuraal (en minder ziekenhuis-gecentreerd) zal het mogelijk maken de kans te grijpen de arts terug te plaatsen in het debat.