Het jaar nadert zijn einde en voor veel huisartsen zal deze herfst er één zijn om snel de rug toe te keren. Logischerwijze circuleerden veel respiratoire infecties, met in het bijzonder de vierde coronagolf door de deltavariant. De golf die ons als huisarts het meest pijn deed, was echter de administratieve.
Obsessief vasthouden aan het testen van hoogrisicocontacten bij veel te hoge prevalenties, in combinatie met een zeer duur betaalde contact tracing die consequent was in het achter de feiten aanlopen, verenigde zowaar de artsenrangen in een gemeenschappelijk front. Het compromis was aanvaardbaar vanuit organisatorisch en epidemiologisch standpunt.
Ik heb geleerd dat pas wanneer we als (huis)artsenverenigingen aan hetzelfde zeel trekken, we significant resultaat kunnen boeken. Dat zullen we in 2022 ook moeten blijven doen om de inhoud van ons vak opnieuw op te waarderen. Dat is immers broodnodig. De coronacrisis heeft aangetoond dat we voor de politiek quantité négligable zijn.
Er is uiteraard zoiets als het primaat van de politiek. Men wordt verkozen om keuzes af te wegen en langetermijnbeleid te voeren. Maar dat dan bij uitstek ministers van christendemocratische en socialistische signatuur, die schermen met het belang van het middenveld, ons vak inhoudelijk devalueren, dat zou ons in 2022 opnieuw moeten verenigen.
De federale minister vindt het nuttig om apothekers mensen te laten vaccineren. De schaal van de covidvaccinatie is een goede blikopener om een langbestaande eis van de apothekersverenigingen (vaccinatie tout court) per KB mogelijk te maken. Dit terwijl wij als huisarts actief verplicht worden om patiënten die geen vaccin wensen in het vaccinatiecentrum maar wel bij de huisarts, alsnog te verwijzen buiten onze praktijk, openlijk toevoegend dat hier zeker geen consult voor kan worden aangerekend. De toon is gezet: de apotheker als weldoener, de arts als geldwolf.
Op politiek niveau wil men de unique selling proposition van de huisartsgeneeskunde verder uithollen
Ook vindt hij het nuttig om in het kader van de laagdrempeligheid van zorg het aantal wijkgezondheidscentra fors op te krikken. Ik misken de plaats van zo'n wijkgezondheidscentrum in achtergestelde wijken in onze grootsteden absoluut niet, maar in Bommerskonte heeft deze formule echt geen nut en leidt het tot hogere kosten. Bovendien kun je maar best vijf keer zoveel huisartsen beginnen op te leiden als je dit model wil propageren. Ook een feit is dat door blinde forfaitariseringdrang de verstaatsing van de geneeskunde dichterbij komt.
Op het Martelarenplein is het niet veel beter. Huisartsenbudget dat via de conventie toegewezen was aan jonge starters (Impulseo I) of aan secretariaatsondersteuning (Impulseo II), wordt na transfer van bevoegdheden door de Vlaamse overheid alleen nog maar toegekend als die ondersteunende medewerkers ook fysiek aanwezig zijn in de praktijk.
Dit terwijl de meeste kleine praktijken de mogelijkheid van secretariaat op afstand willen blijven benutten. Daarnaast trekt de bevoegde minister ook nog een ander blik centen open om "brede eerstelijnspraktijken" te financieren. Wat die juist kunnen en zullen worden is nog niet duidelijk, maar de relatie met het lokaal bestuur en het voorbeeld van de eerstelijnszones op mesoniveau, suggereert in elk geval een quid pro quo-benadering.
Kortom, ik heb het gevoel dat men op politiek niveau de unique selling proposition van de huisartsgeneeskunde, namelijk laagdrempeligheid en vertrouwdheid, verder wil uithollen. De uittocht van fijne, gemotiveerde en bevlogen collega's, die door corona reeds versneld is, zal alleen maar verder toenemen. Daarom, beste collega's, wens ik ons allen een verrijkend jaar, e pluribus unum.