...

Om onverantwoorde toediening van zuurstof te vermijden wil het Riziv de terugbetaling van deze behandeling herzien. De nieuwe modaliteiten voor behandeling van acute en chronische zuurstofnood zouden vanaf 1 juni in werking treden. Het onderscheid tussen beide vormen van hypoxemie blijft belangrijk. Zuurstof kan op verschillende wijzen worden toegediend: hetzij in flesvorm, hetzij aan de hand van een zuurstofconcentrator. Het nadeel van flessen is dat ze niet lang meegaan en dus zeer regelmatig moeten worden vervangen. Een zuurstofconcentrator is een elektrisch toestel dat uit de lucht zuurstof van stikstof scheidt, en zo een concentraat van 95% zuurstof aanbiedt. De eerste toestellen waren vrij omvangrijk, met een beperkte mobiliteit van de patiënt als gevolg. Thans zijn die toestellen ook geminiaturiseerd en verplaatsbaar, en kunnen ze zelfs op de batterij van een wagen worden aangeschakeld. Exponentiële groei Om de te sterke groei van zuurstofbehandelingen te beperken, en om tot een betere reglementering te komen, heeft het Riziv eerst het advies gevraagd van het Kenniscentrum. Het rapport werd midden vorig jaar opgemaakt en aan de verantwoordelijke instanties overhandigd. Daaruit bleek dat in meer dan de helft van de gevallen de acute zuurstoftoediening te weinig verantwoord was. Overigens ontbreken onderbouwde EBM-regels voor acute zuurstoftoediening thuis, en is zuurstof ook soms toxisch. Tot op heden kon voor patiënten met acute ademnood elke arts een zuurstoftherapie voorschrijven. Voor chronische behandelingen daarentegen was de tussenkomst van een pneumoloog vereist, met objectivering van de hypoxemie, evenals de goedkeuring van de medisch adviseur. Dergelijke patiënten werden opgenomen in de 'conventie chronische zuurstof thuis'. "Die werkingsmethode functioneerde tot voor kort goed, maar sinds een viertal jaar merken we een exponentiële toename van het aantal zuurstofbehandelingen voor acute ademnood", zegt pneumoloog Prof. Eric Derom (UZ Gent). "Probleem daarbij is dat de indicaties niet duidelijk omschreven zijn, en dat vaak kortademigheid met zuurstofnood wordt verward. Men kan immers kortademig zijn om verschillende redenen, zoals bijvoorbeeld bij verhoogde ademarbeid door longziekte, bij hartdecompensatie, hyperventilatie of obesitas. In afwezigheid van een lage O2-saturatie is in die gevallen een zuurstofbehandeling natuurlijk zinloos. Momenteel zouden in ons land zo'n 18.000 patiënten met zuurstof worden behandeld. Met de nieuwe reglementering wil het Riziv de acute zuurstofbehandeling afhankelijk maken van het bestaan van een acute ziekte met hypoxemie (saturatie<90%), en in de tijd beperken (maximum drie maanden), om te vermijden dat acute behandelingen op sluipende wijze, en zonder voldoende medische indicatie, naar chronische behandelingen zouden evolueren." ObjectiveringMet de nieuwe reglementering moeten artsen voor acute behandelingen van meet af aan de medisch adviseur daarvan verwittigen, met controle a posteriori. Na drie maanden volgt een evaluatie van de toestand van de patiënt, om te besluiten of verdere zuurstoftherapie noodzakelijk en verantwoord is. "Dan is ongetwijfeld een objectivering van de toestand vereist, met bepaling van de arteriële pO2 en pCO2, zowel zonder als na toediening van O2. Het is ook logisch dat de onderliggende aandoening correct wordt geëvalueerd en behandeld. Daartoe zal overleg gebeuren tussen huisarts en pneumoloog. Alle modaliteiten van de nieuwe reglementering zijn nog niet gepreciseerd, maar in elk geval zal chronische zuurstoftherapie nooit ontzegd worden aan patiënten voor wie die behandeling medisch verantwoord is. Het gaat dan over patiënten met een pO2<55mmHg of met een pO2<60mmHg en rechter hartdecompensatie. Het Riziv heeft dat zopas nog in een persmededeling uitdrukkelijk bevestigd", concludeert de Gentse pneumoloog. Toch hoopt het Riziv met de nieuwe reglementering jaarlijks zo'n 15 miljoen euro te besparen.