...

De studie verscheen recent in het Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde. Om (de mate van) burn-out te bepalen, maakten de onderzoekers gebruik van de Utrechtse Burn-out Schaal (Ubos), de Nederlandse versie van de Maslach Burn-out Inventory (MBI). Alle 14.570 studenten van De Geneeskundestudent (de vroegere Koninklijke Nederlandse Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst, KNMG) kregen een uitnodiging voor de digitale enquête.Werk-privébalans Van de studenten die geen coassistentschap liepen (de bachelorstudenten), voldeed 11,6 procent aan de criteria voor burn-out. Bij de coassistenten was dat percentage 17,8 procent. De belangrijkste factoren die hieraan bijdroegen, waren een hoge emotionele belasting en werk-privé-interferentie. Voldoende steun van het thuisfront verlaagde dan weer het risico op burn-out, en dit zowel bij bachelorstudenten als coassistenten. Bij coassistenten werd het risico op burn-out ook verlaagd door voldoende steun van medestudenten.Lage respons Een belangrijke kanttekening bij het onderzoek is de lage responsgraad: slechts 18,8% of 2.739 studenten vulden de vragenlijst volledig in. Dit maakt het moeilijk uitspraken te doen over de prevalentie en oorzaken van burn-out bij alle Nederlandse geneeskundestudenten, besluiten de onderzoekers.