Vergaderingen van de Nationale Commissie moeten korter en meer to-the-point. De NCAZ bekeek maandag het nieuwe huishoudelijke reglement. Johan Blanckaert van Bvas ergert er zich over dat de overheid steeds de mond vol heeft over de toegankelijkheid van de geneeskunde, maar dat ze niet eens correcte cijfers over de 'conventioneringsgraad' kan ophoesten.
...
De vergaderingen van de Nationale Commissie Artsen-Ziekenfondsen moeten korter worden en zullen niet altijd meer 's avonds (maandag) maar soms ook 's middags (vrijdag) plaatsvinden. Dokter Marieke Geijsels (AADM) is tevreden dat het nieuwe huishoudelijke reglement van de NCAZ nu bijna rond is. Hopelijk kan men er vanaf september mee aan de slag.Tussenkomsten beperkenTussenkomsten van de leden zullen korter moeten worden gehouden. "Het zal niet langer mogelijk zijn dat leden van dezelfde vereniging op de vergadering nog uiteenlopende standpunten zullen verdedigen", stelt Geijsels."Per vereniging komt er nog één vertegenwoordiger aan het woord. Die kan desnoods aangeven dat er binnen dezelfde vereniging verschillende standpunten zijn - dat iets in het ene landsdeel op een wat andere manier moet aangepakt worden dan in het andere, bijvoorbeeld." Maar er moeten geen interne discussies in de Commissie worden uitgevochten waar de andere vertegenwoordigers voor spek en bonen bij zitten, stelt ze. Een organisatie kan verder één expert aan het woord laten. Als een plaatsvervangend lid de expert is, kan hij ook nog tussenkomen tijdens de vergadering - maar anders houden de plaatsvervangende leden zich gedeisd.Documenten vergaderingDocumenten die de Commissie zal behandelen moeten drie werkdagen op voorhand worden rondgestuurd - op woensdag de week ervoor als de vergadering op maandag is gepland, bijvoorbeeld.Voor dokter Blanckaert (Bvas) is dat nog altijd erg nipt. "Oorspronkelijk was vijf dagen vooropgesteld", stipt hij aan. "We moeten ook één werkdag op voorhand aangeven voor welke agendapunten we een tussenkomst plannen. We krijgen dus amper twee dagen tijd om een document - dat uitgebreid kan zijn, een lange voorgeschiedenis kan hebben, en waaraan één of andere commissie misschien al maanden heeft gewerkt - te bestuderen, en om er met onze leden een standpunt over in te nemen."Toen de Bvas er tijdens de vergadering op wees dat dit voor een artsensyndicaat een lastige opdracht is, werden ze de mantel uitgeveegd door CM-voorzitter Luc Van Gorp. Die begreep niet waarom ze op dit punt dwars gingen liggen."Misschien heeft de CM mensen klaar zitten die niets anders te doen hebben dan de NCAZ-documenten uit te pluizen, maar artsenvertegenwoordigers hebben tijdens een werkdag hun handen al meer dan vol", bijt hij van zich af. Pleit de Bvas ervoor dat vijf werkdagen opnieuw de regel wordt? "We hebben een werkbare tijd gevraagd", luidt het.(Lees verder onder de box)Conventioneringsgraad : geen duidelijke cijfersOmdat ze de toegankelijkheid van de geneeskunde zou willen bewaren, voert de overheid - in de ambulante zorg - een verbod in op het vragen van supplementen aan patiënten die recht hebben op een verhoogde tegemoetkoming.Ook artsen die verklaard hebben zich niet te zullen houden aan de tarieven uit het akkoord artsen-ziekenfondsen zullen dat bij deze groep patiënten toch moeten doen.Het blijft een belangrijk discussiepunt, maar de overheid blijkt zelf geen correcte cijfers te kunnen geven over het aandeel van de in de klinische zorg actieve artsen dat de tarieven hanteert, of die afwijst.Bvas had daar in de vorige Nationale Commissie, toen de cijfers van de toetreding tot het nieuwe akkoord voor 2024-2025 werden bekendgemaakt, meer duidelijkheid over gevraagd.Op de vergadering van maandag 15 april werd een IMA-studie (Volume van de ambulante activiteit volgens conventionering) voorgesteld. De IMA-studie - een vervolg van een eerdere studie brengt het aantal artsen in kaart met minstens 500 ambulante prestaties.Waar het Riziv bijna 41.700 actieve artsen telt - dat zijn artsen die minstens één prestatie hebben gefactureerd - telt het IMA met het eigen criterium een kleine 34.000 actieve artsen. Het gaat dan om huisartsen en specialisten, inclusief artsen in opleiding.Het valt Blanckaert op dat de cijfers van het IMA tamelijk dicht liggen bij de cijfers van het Riziv over het aantal geaccrediteerde artsen (in totaal meer dan 32.000). Misschien zijn het aantal geaccrediteerde artsen een betrouwbaarder criterium om het aandeel van de artsen te bepalen dat wel, of dat niet, toetreedt tot het tarievenakkoord, stelt de Bvas-voorzitter.Wat hem ergert is dat ook de cijfers van het IMA allerlei inconsistenties aan het licht brengen, waarvoor men geen uitleg kan geven.(Lees verder onder de box)Zo geven zowel het Riziv als het IMA cijfers over de artsen in verschillende disciplines die de tarieven van het akkoord hanteren, die 'gedeconventioneerd' zijn én die 'gedeeltelijk' geconventioneerd zijn.De cijfers van het IMA liggen telkens lager dan die van het Riziv: minder geconventioneerde artsen, maar ook minder gedeconventioneerde artsen. Behalve voor de partieel geconventioneerde artsen - daar komt het IMA voor de meeste specialismen op hogere aantallen uit. Hoe dat komt, kan niemand verklaren.Op een bepaald moment wordt in een voetnoot weergegeven dat men zo'n kleine 7.000 artsen buiten beschouwing laat (artsen in opleiding, klinisch biologen en pathologen-anatomen) - maar waarom kan ook niemand vertellen.ToegankelijkheidEén troost bieden de nieuwe cijfers wel: tussen 2018 en 2022 is het aantal artsen gestegen, stelt Blanckaert. Het aantal huisartsen met 400, en het aantal specialisten met 2.000.De overheid verklaart dat ze zich zorgen maakt over de toegankelijkheid van de geneeskunde omdat financieel kwetsbare patiënten in bepaalde streken geen artsen meer kunnen vinden die tegen de officiële tarieven werken."Dat geldt in ieder geval niet voor huisartsen, want die zijn voor meer dan 85% geconventioneerd."Bij de specialisten merkt men dat artsen die in het ziekenhuis werken wat vaker tegen de officiële tarieven blijven werken. De conventioneringsgraad is het laagst bij specialisten die in een ambulante praktijk werken. "Dat hoeft helemaal niet te verwonderen", vindt Blanckaert. "Die groep artsen heeft men jarenlang verwaarloosd."Dat is moeilijk goed te praten, want de overheid streeft er juist naar patiënten zoveel mogelijk in een ambulante setting te behandelen, onderstreept hij.Wanneer minister Vandenbroucke de ereloonsupplementen bij RVT-patiënten verbiedt spant hij de kar voor het paard, meent Blanckaert. "Eerst maakt hij het voor een belangrijke groep van artsen onmogelijk om nog uit de kosten te raken voor de zorg voor hun patiënten. Dan laat hij zoeken naar oplossingen.""Als je de zorg toegankelijk wil houden, dan pak je het wel anders aan", besluit hij.