Al wekenlang strijden de aso's (artsen-specialisten in opleiding) voor hun toekomst en die van hun toekomstige jonge collega's. Hun eisen zijn duidelijk en kunnen in één punt worden samengevat: dat de aso's net zoals andere werknemers kunnen genieten van een aantal grondrechten: respect van de arbeidstijd, ziekteverzekering, betaald verlof, enz.
Ter herinnering: aso's hebben nu een sui generis-statuut, een hersenschim tussen student en werknemer, waarbij het slechtste van twee werelden vakkundig wordt vermengd, een bron van ontelbare misbruiken.
Hun eisen lijken dan ook volkomen logisch en legitiem, maar toch lijken veel artsen daar niet altijd op in te gaan.
Naast de eeuwige drogredenen als "omdat ik het ook heb meegemaakt, zullen anderen het ook moeten meemaken", blijft er tussen de generaties een diametraal tegenovergestelde opvatting van het beroep bestaan.
Tussen de generaties blijft een diametraal tegenovergestelde opvatting van het beroep bestaan
In ons land is de geneeskunde van oudsher liberaal en werken artsen als echte 'schijn'zelfstandigen. Zij brengen voor hun diensten kosten in rekening, maar ze kunnen hun tarieven niet zelf bepalen. En net zoals zoveel anderen, zijn ook zij onderworpen aan een aanzienlijke belastingdruk.
Die situatie is vaak onderwerp van debat en de vergelijking die soms wordt gemaakt met de tarieven van andere beroepsgroepen wekt nogal wat wrevel op. Na zes tot zeven jaar studeren, en soms zelfs het dubbele in geval van een specialisatie, lijkt een medische prestatie goedkoop.
Maar vaak wordt vergeten dat een zelfstandige nog hopen administratief werk heeft na de al zware werkweken, aangezien ons loon afhangt van het aantal patiënten dat we behandelen. En dan hebben we het nog niet over de druk om vooral niet zelf ziek te worden, of niet op vakantie te kunnen gaan wanneer je dat zelf wil, enzovoort.
Over deze situatie en de subtiliteiten ervan is er onder de jonge collega's helemaal geen eensgezindheid.
Het is waar dat de overgang van sui generis naar zelfstandig heilzaam lijkt na een aantal jaren als aso te hebben gefunctioneerd, maar als de situatie zou worden genormaliseerd en het assistentschap niet langer het priesterschap zou zijn dat het nu is, zou het discours heel anders zijn.
In feite zouden veel jonge artsen niet gekant zijn tegen, of zelfs voorstander zijn van het behoud van de status van werknemer na het assistentschap, en wel om zeer goede redenen.
Vast staat dat, wanneer aan het einde van het masterdiploma de tijd gekomen is om een loopbaan te kiezen, bepaalde studierichtingen de voorkeur krijgen boven andere, onder meer omdat zij voor dezelfde werklast veel beter worden betaald. Een aberratie!
Aan de oorsprong van dit eeuwige debat ligt de nomenclatuur, vaak aangehaald door jonge collega's en door de 'arme' disciplines, die geen gunstig tarief genieten.
Vast staat dat, wanneer aan het einde van het masterdiploma de tijd gekomen is om een loopbaan te kiezen, bepaalde studierichtingen de voorkeur krijgen boven andere, onder meer omdat zij voor dezelfde werklast veel beter worden betaald. Een aberratie!
Zo is het bijvoorbeeld een feit dat in België de technische prestatie veel meer doorweegt en dat intellectueel werk daarentegen niet alleen niet wordt gewaardeerd, maar ook tijd en dus geld verspilt. En toch is het essentieel.
Aan het eind van een masteropleiding hebben bepaalde disciplines de voorkeur omdat ze lucratiever zijn.
Of je nu een consultatie in vijf minuten afhandelt, of er een uur over doet om de patiënt voor te lichten door hem duidelijk uit te leggen aan welke ziekte hij lijdt, en wat hij juist moet doen, het tarief is hetzelfde. Het is dus niet rendabel voor een arts om aan preventie te doen, ook al is dat essentieel om de kosten van de gezondheidszorg te drukken.
Daar tegenover staat dat nogal wat prestaties om louter financiële redenen worden uitgevoerd. Dit inflatoire systeem leidt tot te veel misbruiken die uiteindelijk tot de ondergang zullen leiden wanneer het geld op is.
In stap in die richting is alvast de laagvariabele zorg die uiteindelijk, terecht of onterecht, zal worden veralgemeend.
Ik heb vaak gehoord dat oudere collega's hun jongere collega's als lui beschouwen wanneer die laatsten bijvoorbeeld iets vroeger vertrekken, hun wacht willen recupereren, enz.
Het andere grote twistpunt tussen jong en oud is eveneens gebaseerd op de werklast. Ik heb vaak gehoord dat oudere collega's hun jongere collega's als lui beschouwen wanneer die laatsten bijvoorbeeld iets vroeger vertrekken, hun wacht willen recupereren, enz. Die mening wordt soms gedeeld door patiënten die klagen dat hun jongere arts minder beschikbaar is dan de oudere collega's.
Is dat echt verwerpelijk?
Er bestaat nu een reële wens om voor artsen een duidelijke scheiding aan te brengen tussen privé- en beroepsleven en om een strikter tijdsbestek vast te stellen zoals dat voor een werknemer het geval zou zijn.
Laten we niet vergeten dat nog niet zo lang geleden een plethora van artsen streed om een patiëntenbestand op te bouwen - de situatie is vandaag heel anders.
Tegenwoordig is de kwaliteit van het leven voor de meesten belangrijker.
Onder meer de verandering van het statuut van arts naar loontrekkende en de verschuiving van geneeskunde op basis van honoraria naar forfaitaire betalingen is een mogelijk denkspoor dat eraan dreigt te komen. Ramp of natuurlijke evolutie van het beroep?
Het spreekt vanzelf dat, gezien de explosieve stijging van de kosten van de gezondheidszorg, deels wegens de vergrijzing, de komende jaren tal van strategieën kunnen worden uitgewerkt.
Onder meer de verandering van het statuut van arts naar loontrekkende en de verschuiving van geneeskunde op basis van honoraria naar forfaitaire betalingen is een mogelijk denkspoor dat eraan dreigt te komen.
Ramp of natuurlijke evolutie van het beroep? Over deze kwestie moet worden gedebatteerd, want aan beide kanten zijn er veel voor- en nadelen.
Kunnen we niet op zijn minst een gulden middenweg vinden die zowel een redelijke levenskwaliteit als een behoorlijk salaris garandeert, ongeacht het vakgebied? Het voortbestaan van sommige specialismen kan hiervan afhangen, indien zij niet aantrekkelijk genoeg zijn.
In ieder geval lijkt de huidige situatie niet meer te beantwoorden aan de idealen van de toekomstige generatie artsen, wier wens om zich te ontwikkelen binnen een gesloten en veilig kader grotendeels primeert boven soms buitensporige salarisambities
In ieder geval lijkt de huidige situatie niet meer te beantwoorden aan de idealen van de toekomstige generatie artsen, wier wens om zich te ontwikkelen binnen een gesloten en veilig kader grotendeels primeert boven soms buitensporige salarisambities.
Minder maar beter werken, maar vooral leven! Dit is een diepgewortelde wens die zeer sterk leeft in hun eisen als aso's en waarmee rekening moet worden gehouden als wij niet willen dat het beroep leegloopt.