Wanneer in een spoedsituatie twijfels bestaan over de instemming van de patiënt, is het verrichten van een levensreddende behandeling niet zonder meer een inbreuk op de autonomie van de patiënt. Dat stelt het Europees Hof voor de Rechten van de Mens in een nieuw arrest.
...
Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens velde op 5 november een arrest over het toedienen van een bloedtransfusie bij een getuige van Jehova, ondanks diens voorafgaande schriftelijke weigering die enkele jaren oud was. De patiënt was met spoed opgenomen in een ziekenhuis. Nadien was hij er overleden maar niet als gevolg van de bloedtransfusie. De Deense patiëntenrechtenwet bepaalt dat met een dergelijke weigering slechts moet worden "rekening gehouden", en dat zij dus niet bindend is. Op grond hiervan had het Deense Hooggerechtshof een klacht van de nabestaanden van de patiënt wegens schending van onder meer artikel 8 (recht op privéleven) en artikel 9 (vrijheid van mening en godsdienst) van het Europees verdrag voor de rechten van de mens afgewezen. Daarop werd de zaak voorgelegd aan het Mensenrechtenhof. De autonomie van de patiënt in een spoedsituatieIn het arrest van 5 november verwijst dit Hof uitvoerig naar zijn arrest in de zaak Pindo Mulla tegen Spanje van 17 september 2024 dat eerder in Artsenkrant ter sprake kwam. Wanneer in een spoedsituatie twijfels blijven bestaan over de mening van de patiënt om een levensreddende behandeling al dan niet te ondergaan, kan het verrichten van een dergelijke behandeling niet zonder meer worden beschouwd als een inbreuk op de autonomie van de patiënt.In levensbedreigende situaties moet het recht op leven van de patiënt dat wordt beschermd door artikel 2 van het Europees Verdrag Rechten van de Mens (EVRM) worden afgewogen tegen het recht om autonoom te beslissen over medische behandelingen, dat door artikel 8 (recht op privé-leven) van dat Verdrag wordt beschermd. Zowel in de Spaanse zaak als de Deense zaak was de mening van de patiënt echter gekend. In de Spaanse zaak ging het om een actuele bindende weigering die volgens de Spaanse wet bindend is. In de Deense zaak om een voorafgaande weigering die volgens de Deense wet niet bindend is, er moet rekening mee worden gehouden. Volgens het Mensenrechtenhof is deze Deense regeling duidelijk en werd zij door het Deense hof correct toegepast.Geen Europese consensusHet Mensenrechtenhof stelt vast dat er geen Europese consensus over bestaat over de juridische gevolgen van het al dan niet weigeren van een behandeling. Aan deze wensen een al dan niet bindend gevolg toekennen behoort tot de soevereine appreciatiebevoegdheid van de wetgever van iedere lidstaat. Lidstaten zijn daar dus niet toe verplicht. Van een schending van artikel 8 en 9 van het Europees Verdrag was volgens het Hof dan ook geen sprake. Dat was anders in de Spaanse zaak, omdat het daar ging om de schending van een bindende weigering.