...

Voor haar masterproef Farmaceutische Wetenschappen onderzocht Marijke Peeters wat patiënten ervan zouden vinden als de indicatie op het voorschrift vermeld zou worden. "Tijdens mijn stage had ik ondervonden dat er problemen waren met geneesmiddelen die afgehaald werden zonder dat de apotheker wist waarvoor ze juist moesten dienen", zegt ze. "Het is niet altijd even evident om dat aan de patiënt te vragen. Denk maar aan antidepressiva die voorgeschreven werden bij neuropathische pijn: sommige patiënten vinden een vraag over antidepressiva heel gênant, zeker als er nog andere mensen in de officina zijn. Maar als de apotheker die vraag niet stelt en ze lezen thuis in de bijsluiter over antidepressiva, vragen ze zich misschien af waarom hun arts dat heeft voorgeschreven." De masterproef werd begeleid door prof. dr. Hans De Loof van het Departement Farmaceutische Wetenschappen. "Uit de internationale literatuur wisten we dat door betere voorschriften de patiëntveiligheid verhoogd wordt", zegt De Loof. "Ik heb begrip voor een aantal bedenkingen die artsen aanhalen, zoals de extra voorschrijftijd en de privacy van de patiënt. Maar die mogen ook niet overdreven worden zodat ze ten koste gaan van de patiëntveiligheid. Denk maar aan off-label voorschrijven. Voor relatief oude geneesmiddelen komen de indicaties op de bijsluiter niet meer overeen met de huidige praktijk. Een voorbeeld is rookstop met nortryptiline: die indicatie staat niet op de bijsluiter. Dat is een taak voor de regulator, maar los daarvan zou de apotheker wel moeten weten waarvoor het werd voorgeschreven. Ik verwijs ook naar een onderzoek dat we gedaan hebben over voorschriften voor opioïdengebruik, waarvan het gebruik in een palliatieve context helemaal anders is dan bij 'gewone' pijnbestrijding. Het zou veel problemen voorkomen mocht dat onderscheid ook op het voorschrift duidelijk zijn." Om te weten wat de patiënt zelf denkt, gebruikte Peeters een online bevraging die 1.229 geldige antwoorden opleverde. De grote meerderheid van de respondenten (81,2%) vindt dat de apotheker de medische aandoening(en) mag kennen waarvoor het voorschrift werd opgesteld. Bij een digitaal uitleesbaar voorschrift was de aanvaardingsgraad hoger dan bij een klassiek papieren voorschrift. "Het digitale voorschrift geniet hier duidelijk de voorkeur, omdat er minder privacybezwaren zijn", zegt Marijke Peeters. "Bij een open vraag in de enquête werd privacy als een voordeel van het digitaal voorschrift aangehaald: als je iemand naar de apotheek stuurt om geneesmiddelen voor je af te halen, hoeft die persoon niet te weten welke aandoeningen je hebt." Wanneer respondenten ervoor konden kiezen om informatie over indicaties alleen met de apotheker te delen en niet verder in de keten, bijvoorbeeld het ziekenfonds, steeg de bereidheid nog. "Dat is iets waar we zeker rekening mee moeten houden bij de implementatie van het elektronisch voorschrift", zegt Hans De Loof. De bereidheid om de aandoening op de verpakking te laten vermelden was kleiner: slechts 36,7% wilde dat. "Als reden werd aangehaald dat medicatie soms op de keukentafel ligt, en dat bezoekers de indicatie niet hoeven te zien", zegt Marijke Peeters. "Een andere deelnemer gaf aan geen zin te hebben in de dagelijkse confrontatie met haar borstkanker. Maar iemand anders vond het net wel een goed idee om indicaties op het etiket te zetten: zijn grootouders hebben geen idee voor welke indicatie ze bepaalde medicijnen slikken, en dat betekent eigenlijk een verlies aan autonomie." Peeters ging ook na of kennis de houding van het publiek kan beïnvloeden. "We hebben twee keer gevraagd of de respondenten dachten dat een apotheker medicatiefouten kan voorkomen als er een 'reden van gebruik' aan het voorschrift wordt gekoppeld: een keer aan het begin, en een keer aan het einde van de enquête nadat we hadden uitgelegd dat methotrexaat in verschillende doseringen gebruikt wordt afhankelijk van de indicatie, en dat een verkeerde dosering gedurende langere periode schadelijk kan zijn. Daaruit bleek dat die extra kennis mensen over de streep trekt." De bereidheid van de patiënt om de indicatie te delen, verschilt naargelang de aard van de aandoening. De bereidheid varieert van 83,5% bij hoofdpijn tot 59,7% bij soa's. Ook bij mentale aandoeningen en aambeien is de bereidheid lager.Uit de enquête blijkt wel een grote bereidheid om informatie over afwijkende nierfuncties te delen met de apotheker. "In Nederland wordt die al gedeeld met de apotheker, zodat die er rekening mee kan houden bij de medicatiebewaking", zegt Peeters.