"Het medisch syndicalisme zit in slechte papieren, er is weinig verjonging, er is een bedroevend lage opkomst bij de medische verkiezingen en er heerst een sterk 'onbekend is onbemind'-gehalte bij vele artsen", schrijft Thomas Gevaert. "Om aantrekkelijk en relevant te blijven moeten we ons als medisch syndicalisten herbronnen en heruitvinden."
Eerder toevallig kwam ik in contact met het medisch syndicalisme, en ik ben er tot op heden mee in contact gebleven. En - net als voor velen - was syndicalisme ook voor mij een beladen en stoffige term, met een connotatie van 'hakken in het zand' en synoniem aan corporatistische reflexen.
De beperkte eigen ervaring leerde me intussen dat dit inderdaad deels zo is, doch dat de vlag een ruimere en veelzijdigere lading dekt met veel meer dan puur corporatisme. Met het groeiend besef dat het medische syndicalisme cruciaal blijft voor de organisatie van het artsenberoep, zelfs meer dan ooit.
Heel wat collega's realiseren zich niet dat veel aspecten van ons artsenberoep zoals nomenclatuur en financiering, sociale randvoorwaarden, tal van organisatorische zaken en tig hervormingen zoals de laagvariabele zorg en ziekenhuisnetwerken mee onderhandeld werden (en worden) door de syndicale artsenvertegenwoordigers.
Tijdens de recente (en actuele) coronacrisis werd het belang van dit overlegmodel eens te meer duidelijk. Er werden - mede door de actieve inbreng van de medische syndicaten - talrijke snelle ad-hoc-beslissingen genomen zoals de organisatie van het testen in de huisartsenprakrijk of de regeling rond de bijkomende financiering van de ziekenhuizen.
Vergaderen is weinig sexy, oké, maar zonder artsenvertegenwoordiging laten we alles over aan de overheid, met door hun geselecteerde in plaats van door ons verkozen experten. Dus jazeker, artsen aan de onderhandelingstafel zijn broodnodig indien we de organisatie van de gezondheidszorg mee vorm willen blijven geven.
En toch zit het medisch syndicalisme in slechte papieren, en dat heeft het - althans volgens mij - deels aan zichzelf te danken. Het heeft een stoffig imago, er is weinig verjonging, er is een bedroevend lage opkomst bij de medische verkiezingen en er heerst vooral een sterk 'onbekend is onbemind'-gehalte bij vele artsen.
Ik moet toegeven, die keren dat ik in de cenakels van het Riziv deelnam aan vergaderingen kwam ik ook niet altijd even gemotiveerd buiten, deels gevoed door de voorspelbare steekspelletjes tussen artsen en mutualiteiten, door het gebrek aan professioneel actieve, jonge en/of vrouwelijke collega's om de vergaderingen evenwichtiger te maken en door de inefficiënte vergadercultuur.
Het is slechts door zelfreflectie, verruiming en vernieuwing dat we als medisch syndicalisten genoeg collega's artsen kunnen overtuigen van het belang van dit overlegmodel
Om aantrekkelijk en relevant te blijven moeten we ons als medisch syndicalisten herbronnen en heruitvinden. We moeten verjongen en vervrouwelijken, we moeten onze relevantie veel meer in de markt kunnen zetten, we moeten durven vernieuwen en verruimen en vooral over onze schaduw heen durven te springen.
Durven de hand te reiken aan mutualiteiten, ziekenhuiskoepels en overheid om tot structurele hervormingen en langlopende akkoorden te komen. Evolueren naar afstandsvergaderen zodat we veel meer actieve collega's in het overleg kunnen betrekken. En wat mij betreft ook de term syndicalisme afstoffen tot een meer wervend geheel dat de vele moderne en reële facetten van deze overlegbeweging dekt.
Mijn persoonlijke drijfveren om actief te zijn in het medisch syndicalisme zijn in de eerste plaats sociaal engagement en mee ijveren voor een duurzame en blijvend betaalbare geneeskunde, waarbij uiteraard de volledige omkadering van het artsenberoep een essentieel gegeven is. Nee, het is voor mij geen roeping maar eerder een uitdaging en ik heb geen boodschap aan dedain of polemiek jegens andere syndicaten of mutualiteiten.
Ik wil mee ijveren voor een constructief syndicalisme, wars van politique politicienne, opportunisme, pure belangenverdediging of achterkamergedoe. Uiteraard zijn er ideologische verschillen tussen de artsensyndicaten, maar die zijn goed voor het debat, en mogen gezamenlijke standpunten niet in de weg staan.
Voor mij is het medisch syndicalisme er niet enkel als pure beroepsverdediging, maar wel als een bredere artsenbeweging met een actieve participatie in een verdere uitbouw van de gezondheidszorg met oog voor mens en maatschappij.
De unique selling position (USP) van het medische syndicalisme bestaat er in dat we - in tegenstelling tot de specifieke medische beroepsorganisaties - breder en ruimer kunnen denken en alle artsengroepen vertegenwoordigen. Het is evenwel slechts door zelfreflectie, verruiming en vernieuwing dat we als medisch syndicalisten genoeg collega's artsen kunnen overtuigen van het belang van het overlegmodel, dat de motor is geweest van ons onvolmaakt, doch veel geprezen gezondheidssysteem.
Eerder toevallig kwam ik in contact met het medisch syndicalisme, en ik ben er tot op heden mee in contact gebleven. En - net als voor velen - was syndicalisme ook voor mij een beladen en stoffige term, met een connotatie van 'hakken in het zand' en synoniem aan corporatistische reflexen. De beperkte eigen ervaring leerde me intussen dat dit inderdaad deels zo is, doch dat de vlag een ruimere en veelzijdigere lading dekt met veel meer dan puur corporatisme. Met het groeiend besef dat het medische syndicalisme cruciaal blijft voor de organisatie van het artsenberoep, zelfs meer dan ooit. Heel wat collega's realiseren zich niet dat veel aspecten van ons artsenberoep zoals nomenclatuur en financiering, sociale randvoorwaarden, tal van organisatorische zaken en tig hervormingen zoals de laagvariabele zorg en ziekenhuisnetwerken mee onderhandeld werden (en worden) door de syndicale artsenvertegenwoordigers. Tijdens de recente (en actuele) coronacrisis werd het belang van dit overlegmodel eens te meer duidelijk. Er werden - mede door de actieve inbreng van de medische syndicaten - talrijke snelle ad-hoc-beslissingen genomen zoals de organisatie van het testen in de huisartsenprakrijk of de regeling rond de bijkomende financiering van de ziekenhuizen. Vergaderen is weinig sexy, oké, maar zonder artsenvertegenwoordiging laten we alles over aan de overheid, met door hun geselecteerde in plaats van door ons verkozen experten. Dus jazeker, artsen aan de onderhandelingstafel zijn broodnodig indien we de organisatie van de gezondheidszorg mee vorm willen blijven geven. En toch zit het medisch syndicalisme in slechte papieren, en dat heeft het - althans volgens mij - deels aan zichzelf te danken. Het heeft een stoffig imago, er is weinig verjonging, er is een bedroevend lage opkomst bij de medische verkiezingen en er heerst vooral een sterk 'onbekend is onbemind'-gehalte bij vele artsen. Ik moet toegeven, die keren dat ik in de cenakels van het Riziv deelnam aan vergaderingen kwam ik ook niet altijd even gemotiveerd buiten, deels gevoed door de voorspelbare steekspelletjes tussen artsen en mutualiteiten, door het gebrek aan professioneel actieve, jonge en/of vrouwelijke collega's om de vergaderingen evenwichtiger te maken en door de inefficiënte vergadercultuur. Om aantrekkelijk en relevant te blijven moeten we ons als medisch syndicalisten herbronnen en heruitvinden. We moeten verjongen en vervrouwelijken, we moeten onze relevantie veel meer in de markt kunnen zetten, we moeten durven vernieuwen en verruimen en vooral over onze schaduw heen durven te springen. Durven de hand te reiken aan mutualiteiten, ziekenhuiskoepels en overheid om tot structurele hervormingen en langlopende akkoorden te komen. Evolueren naar afstandsvergaderen zodat we veel meer actieve collega's in het overleg kunnen betrekken. En wat mij betreft ook de term syndicalisme afstoffen tot een meer wervend geheel dat de vele moderne en reële facetten van deze overlegbeweging dekt. Mijn persoonlijke drijfveren om actief te zijn in het medisch syndicalisme zijn in de eerste plaats sociaal engagement en mee ijveren voor een duurzame en blijvend betaalbare geneeskunde, waarbij uiteraard de volledige omkadering van het artsenberoep een essentieel gegeven is. Nee, het is voor mij geen roeping maar eerder een uitdaging en ik heb geen boodschap aan dedain of polemiek jegens andere syndicaten of mutualiteiten. Ik wil mee ijveren voor een constructief syndicalisme, wars van politique politicienne, opportunisme, pure belangenverdediging of achterkamergedoe. Uiteraard zijn er ideologische verschillen tussen de artsensyndicaten, maar die zijn goed voor het debat, en mogen gezamenlijke standpunten niet in de weg staan.Voor mij is het medisch syndicalisme er niet enkel als pure beroepsverdediging, maar wel als een bredere artsenbeweging met een actieve participatie in een verdere uitbouw van de gezondheidszorg met oog voor mens en maatschappij. De unique selling position (USP) van het medische syndicalisme bestaat er in dat we - in tegenstelling tot de specifieke medische beroepsorganisaties - breder en ruimer kunnen denken en alle artsengroepen vertegenwoordigen. Het is evenwel slechts door zelfreflectie, verruiming en vernieuwing dat we als medisch syndicalisten genoeg collega's artsen kunnen overtuigen van het belang van het overlegmodel, dat de motor is geweest van ons onvolmaakt, doch veel geprezen gezondheidssysteem.