...

Voor het gesprek begint, houdt Magda De Galan eraan te herinneren aan de precaire budgettaire context waarbinnen ze minister van Sociale Zaken was tussen 1994 en 1999: een groeinorm die gebetonneerd was op 1,5% tenzij er exogene factoren opdoken en de Maastrichtnorm die tegen eind 1996 moest worden gehaald.Artsenkrant: Op welke verwezenlijkingen kijkt u met de meeste voldoening terug?Magda De Galan: Na meerdere onderhandelingen met het kabinet van minister van Begroting Herman Van Rompuy slaagde ik er in het principe te verwerven van de verzekerbaarheid voor nagenoeg de volledige bevolking. Ik peuterde ook een budget los voor de opvolging van mensen met een verslavingsproblematiek. Als kers op de taart slaagde ik er in de nodige middelen vrij te maken die nodig waren om een akkoord te kunnen sluiten in de medicomut. Ik ben ook trots op de tussenkomst voor tritherapie voor aidspatiënten.Artsenkrant: Wat waren de moeilijkste dossiers?Magda De Galan: Het moeilijkst waren de besparingen die ik alle sectoren - artsenhonoraria, budget voor scanners, ziekenhuizen, enzovoorts - moest opleggen om binnen de groeinorm van 1,5% te blijven. Ik koos steeds voor overleg, ook wanneer er stakingen waren. Ik heb steeds gemerkt dat mijn gesprekspartners bij de artsen, ziekenhuisvertegenwoordigers en apothekers zich bewust waren van de precaire situatie waarin we ons bevonden. Ze merkten dat ik hen respecteerde, maar me wel moest plooien naar de Europese maatregelen die ons werden opgelegd. Het zit niet in mijn natuur om autoritair normen op te leggen.Artsenkrant: Hoe was uw relatie met minister van Volksgezondheid Marcel Colla?Magda De Galan: Ik heb steeds een goede band gehad met Marcel Colla, maar onze aanpak was verschillend. Dat leidde tot sterk gemediatiseerde meningsverschillen over bijvoorbeeld de therapeutische vrijheid, de verplichte echelonnering en de rol van de medische syndicaten. Toch slaagden we er ook in goed samen te werken rond onder meer de syndicale artsenverkiezingen, de introductie van peer review, de geneesmiddelenprijs en de ondersteuning van generieken. Ondanks de problemen die hoorden bij het opsplitsen van de departementen Sociale Zaken en Volksgezondheid en de onvermijdelijke verschillen in aanpak leidde dat toch tot de uitbreiding van het VIPO-statuut en werd er een eerste stap gezet in de richting van een andere financiering van de ziekenhuizen, eerder gericht op pathologie dan op prestatie.Artsenkrant: Hoe staat u tegenover de geleidelijke regionalisering van de gezondheidszorg? Is het een opportuniteit of eerder een bedreiging?Magda De Galan: De volledige regionalisering van de sociale zekerheid is een factor van verdeeldheid en ongelijkheid. Ik noem alleen al maar het onevenwicht inzake pensioenen met ouder wordende Vlamingen, de gezondheidszorg met een hogere morbiditeit in Wallonië, de veranderende demografie en het nieuwe gegeven van vluchtelingen. Anderzijds kan een goed overdachte en evenwichtige regionalisering met een overgangsperiode en het behoud van een band met het federale niveau een antwoord bieden voor specifieke regionale noden: ouderen in woon-zorgcentra of met thuiszorg, een adequaat ziekenhuisaanbod, een herwaardering van de huisarts en het voor hen aantrekkelijker maken om zich te vestigen in een regio met een tekort aan huisartsen. Genoeg brood op de plank met hervormingen die enkel mogelijk zijn indien artsen zich er achter scharen. Ook de gespecialiseerde media kunnen en moeten een belangrijke rol spelen in het verspreiden van noodzakelijke informatie. Artsenkrant: Welke plaats was er voor Artsenkrant in uw politieke beslissingen en in de relatie met de artsen?Magda De Galan: Uw blad speelt al 25 jaar een belangrijke rol. Daarom wens ik u slechts één ding: blijf de artsen informeren en mobiliseren.