De overheid heeft de voorbije jaren inspanningen geleverd om het systeem van zelfstandigen en loontrekkenden te harmoniseren, onder meer voor wat betreft de duur van het bevallingsverlof. Feit is dat we in België nog ver af zijn van de maatregelen die jonge ouders ondersteunen in sommige Scandinavische landen. Vier artsen op de tien vinden dat ze niet voldoende mogelijkheden hebben om hun werkorganisatie aan te passen tijdens de zwangerschap. Het percentage ligt logischerwijze hoger bij vrouwen dan bij mannen (46,6% vs. 31,9%). Van diegenen die menen dat er wel voldoende mogelijkheden bestaan, zegt 38,1% dan weer dat de maatregelen te kort schieten.

De situatie kan misschien enigszins verbeteren. Federaal minister van KMO's en zelfstandigen Willy Borsus gaf zopas een erg gunstig advies voor het voorstel van Ecolo-Groen om voor zelfstandigen een vaderschapsverlof in te voeren, gefinancierd door het RSVZ. Kersverse zelfstandige vaders kunnen dan, indien gewenst, tot tien dagen verlof opnemen om de pasgeboren baby mee op te vangen. Dat recht bestaat nu al voor loontrekkenden.

Eén vrouw op de twee acht het verder niet mogelijk om de werkorganisatie aan te passen gedurende de eerste 12 levensjaren van de kroost. Amper 12% van de vrouwen en 24,9% van de mannen menen dat de mogelijkheden daartoe toereikend zijn. Voor vier artsen op de tien (zowel mannen als vrouwen) bestaan die mogelijkheden wel, maar schieten ze te kort.

Arbeidsduurvermindering

Welke maatregelen geven artsen de beste kansen om hun werk en gezinsleven zo goed mogelijk te combineren? Flexibelere werkuren komt op de eerste plaats. Voor negen op de tien artsen is dat (heel) belangrijk. Volgen verder de mogelijkheid om een beroep te doen op huishoudhulp (82%), arbeidsduurvermindering (73,3%), afschaffing van de wachtdienst (58%) en inschakeling van gezinshulp (59,4%). Voor bepaalde maatregelen zoals arbeidsduurvermindering, huishoudhulp en afschaffing van de wachtdienst zijn vrouwelijke artsen meer te vinden dan mannelijke collega's. Jonge artsen (onder de 39) hechten meer belang aan flexibele werkuren dan 40-plussers. Voor 67,4% van de 30-39-jarigen is dat (heel) belangrijk. In de leeftijdsgroep 60-69 jaar, acht maar één arts op de twee flexibele werkuren 'zeer belangrijk'.

'Gevestigde' artsen - 40 tot 59 jaar - zijn opvallend meer voorstander van een afschaffing van de wachtdienst dan hun jongere collega's (onder de 39) of de ouderen (70-plus). In die laatste groep vindt één op de vijf het helemaal niet belangrijk om de wachtdienst af te schaffen. Uit onze enquête blijkt verder dat solohuisartsen (66,6%) en extra muros-specialisten (67,6%) meer te vinden zijn voor een afschaffing van de wachtdienst dan huisartsen in een groepspraktijk (55%) of ziekenhuisartsen 51,8%. Nogal logisch, aangezien huisartsen in een groepspraktijk meer belang hechten aan flexibele uurroosters dan solohuisartsen. Dat is wellicht ook een van de redenen waarom ze voor een groepspraktijk hebben gekozen.

De overheid heeft de voorbije jaren inspanningen geleverd om het systeem van zelfstandigen en loontrekkenden te harmoniseren, onder meer voor wat betreft de duur van het bevallingsverlof. Feit is dat we in België nog ver af zijn van de maatregelen die jonge ouders ondersteunen in sommige Scandinavische landen. Vier artsen op de tien vinden dat ze niet voldoende mogelijkheden hebben om hun werkorganisatie aan te passen tijdens de zwangerschap. Het percentage ligt logischerwijze hoger bij vrouwen dan bij mannen (46,6% vs. 31,9%). Van diegenen die menen dat er wel voldoende mogelijkheden bestaan, zegt 38,1% dan weer dat de maatregelen te kort schieten. De situatie kan misschien enigszins verbeteren. Federaal minister van KMO's en zelfstandigen Willy Borsus gaf zopas een erg gunstig advies voor het voorstel van Ecolo-Groen om voor zelfstandigen een vaderschapsverlof in te voeren, gefinancierd door het RSVZ. Kersverse zelfstandige vaders kunnen dan, indien gewenst, tot tien dagen verlof opnemen om de pasgeboren baby mee op te vangen. Dat recht bestaat nu al voor loontrekkenden. Eén vrouw op de twee acht het verder niet mogelijk om de werkorganisatie aan te passen gedurende de eerste 12 levensjaren van de kroost. Amper 12% van de vrouwen en 24,9% van de mannen menen dat de mogelijkheden daartoe toereikend zijn. Voor vier artsen op de tien (zowel mannen als vrouwen) bestaan die mogelijkheden wel, maar schieten ze te kort.ArbeidsduurverminderingWelke maatregelen geven artsen de beste kansen om hun werk en gezinsleven zo goed mogelijk te combineren? Flexibelere werkuren komt op de eerste plaats. Voor negen op de tien artsen is dat (heel) belangrijk. Volgen verder de mogelijkheid om een beroep te doen op huishoudhulp (82%), arbeidsduurvermindering (73,3%), afschaffing van de wachtdienst (58%) en inschakeling van gezinshulp (59,4%). Voor bepaalde maatregelen zoals arbeidsduurvermindering, huishoudhulp en afschaffing van de wachtdienst zijn vrouwelijke artsen meer te vinden dan mannelijke collega's. Jonge artsen (onder de 39) hechten meer belang aan flexibele werkuren dan 40-plussers. Voor 67,4% van de 30-39-jarigen is dat (heel) belangrijk. In de leeftijdsgroep 60-69 jaar, acht maar één arts op de twee flexibele werkuren 'zeer belangrijk'. 'Gevestigde' artsen - 40 tot 59 jaar - zijn opvallend meer voorstander van een afschaffing van de wachtdienst dan hun jongere collega's (onder de 39) of de ouderen (70-plus). In die laatste groep vindt één op de vijf het helemaal niet belangrijk om de wachtdienst af te schaffen. Uit onze enquête blijkt verder dat solohuisartsen (66,6%) en extra muros-specialisten (67,6%) meer te vinden zijn voor een afschaffing van de wachtdienst dan huisartsen in een groepspraktijk (55%) of ziekenhuisartsen 51,8%. Nogal logisch, aangezien huisartsen in een groepspraktijk meer belang hechten aan flexibele uurroosters dan solohuisartsen. Dat is wellicht ook een van de redenen waarom ze voor een groepspraktijk hebben gekozen.