Een ontspoorde managementcultuur waarin efficiëntie, kosten-batenethiek, omzet en concurrentie domineren is een belangrijke verklaring voor de huidige burn-outgolf. Dat stelt prof. Jan Rosier, hoogleraar aan University College Dublin, in een webinar van Arts in Nood.
...
Als docent bedrijfskunde staat Rosier erg kritisch tegenover de huidige managementcultuur, die ook de gezondheidszorg in haar greep heeft. In de voorbije jaren werden bij de Ierse Health Service Executive (het Ierse publieke gezondheidssysteem) meer managers aangeworven dan artsen en tandartsen, vertelt Rosier. Artsen melden hem dat verpleegkundigen 40% van hun tijd besteden aan rapporteren of het registreren van hun activiteiten in een computer. "Het idee om management te introduceren in kennisinstellingen, zorginstellingen, in hospitalen, in scholen is zeer problematisch", zegt Rosier. Nochtans heeft management oorspronkelijk een positieve betekenis, legt Rosier uit. "Het Franse 'manager' betekende oorspronkelijk een paard in de hand houden, daarna een huishouden leiden. Een organisatie moet natuurlijk gemanaged worden, anders ontstaat er chaos. Maar stilaan is de idee ontstaan: hoe meer management, hoe beter voor de instelling." Rosier benadrukt dat management en leiderschap twee onderscheiden concepten zijn. "Management gaat over structureren, het beschrijven van taken, het opvolgen van hoeveel tijd een bepaalde werknemer aan een taak besteedt. Dat is iets helemaal anders dan leiderschap. Leiderschap betekent dat mensen zich richten naar een bepaalde visie, en iemand volgen." Rosier beschrijft hoe het managementdenken vanuit de industrie de samenleving heeft gekoloniseerd. Als grondlegger van het moderne, 'wetenschappelijke' management geldt de Amerikaanse ingenieur Frederick Taylor, die letterlijk met de stopwatch in de hand in fabrieken ging meten hoe lang een arbeider met een taak bezig was, en zo de processen 'optimaliseerde'. "De kennis en vaardigheden van arbeiders waren daarbij irrelevant; zij waren radertjes in een mechanisme dat zo vlot mogelijk moest draaien." Sindsdien is denken in termen van efficiëntie en rationalisering in alle domeinen doorgedrongen. Rosier verwijst naar een uitspraak van Joan Magretta, de hoofdredacteur van Harvard Business Review, die schreef: "We leren allemaal denken zoals managers, ook al worden we niet zo genoemd. En dan krijg je boeken met titels als Be the CEO of your life." En als de managementcultuur ten goede komt aan ondernemingen, dan moeten we dat doortrekken naar de politiek en geen politici maar managers in een regering zetten, stelt bedrijfssocioloog Elton Mayo. Die kolonisatie van de samenleving door managementdenken is mogelijk gemaakt door de ideologie van het neoliberalisme, stelt Rosier. "Een van de aberrante ideeën van Milton Friedman is dat de markt elk probleem kan oplossen. Toen men hem vroeg hoe hij de veiligheid van nieuwe geneesmiddelen zou laten beoordelen, was zijn antwoord ondubbelzinnig: schaf de Food and Drug Administration af en laat privéondernemingen zelf geneesmiddelen goedkeuren; het probleem van goede, minder goede en slechte geneesmiddelen zal zichzelf wel oplossen." Volgens Friedrich von Hayek moeten we om een gezonde samenleving te hebben, de overheid afschaffen en alles overlaten aan het individuele ondernemerschap en de vrije markt. Dat onwrikbare geloof in de vrije markt leidt er ook toe dat zorg- en onderwijsinstellingen volgens marktprincipes moeten werken. Het succes van die instellingen wordt dan net als bij een bedrijf afgemeten aan het financieel resultaat. Dat heeft nefaste gevolgen, zegt Rosier. "Als ondernemingen winst maken, dan moeten dat wel goede ondernemingen zijn en dan moeten wij ons daar verder geen vragen bij stellen over wat er achter de façade gebeurt, of de werknemers gelukkig zijn, of de patiënten goed behandeld worden, of de leerlingen tevreden zijn." Zoals gezegd is een vorm van management onontbeerlijk in elke organisatie. Maar goed management is onzichtbaar, zegt Rosier. "Als mensen niet of amper voelen dat er gemanaged wordt, dan heb je een gezonde organisatie." De problemen ontstaan wanneer managementtechnieken gebruikt worden buiten de context waarvoor ze bestemd zijn, of wanneer managementtechnieken escaleren tot micromanagement waarbij mensen zich gaan afvragen wat eigenlijk hun functie nog is. De nefaste combinatie van management dat enerzijds niet aangepast is aan de context en anderzijds de besliskracht van werknemers wegneemt, noemt Rosier 'managerialisme'. Bij een bevraging van de deelnemers aan het webinar bleek maar liefst 22,5% dat managerialisme in hun organisatie te herkennen. "Mijn hypothese is dat managerialistische organisaties een bron zijn van burn-out", zegt Rosier. "Als een kwart van de zorginstellingen worstelen met dat soort geradicaliseerd management, dan verwondert het mij dus niet dat sommige artsen zeggen dat ze hun taak als arts niet meer ten volle kunnen ontplooien." Concrete aanbevelingen om met managerialisme om te gaan gaf Rosier niet. Hij gaf wel mee hoe je het fenomeen kan herkennen. Typisch is dat het managerialisme voorgesteld wordt als een natuurwet, als iets onvermijdelijks, alsof er geen alternatief zou bestaan voor een doorgedreven managementcultuur. Er heerst ook een sfeer van institutioneel wantrouwen, met continue audits, controle en inspecties. Bij een poll tijdens het webinar verwezen 56% van de deelnemers hierbij naar de administratieve overlast door overheidstoezicht en accreditaties. Moderator dr. Dirk Bernard van Arts in Nood vermeldde in dit verband de controle op voorschrijfgedrag. "Die permanente controle is een blijk van wantrouwen tegenover de voorschrijvende arts." Een andere weggever is de 'client focus', de tendens om iedereen als 'klant' te beschouwen die een 'dienst' consumeert. Rosier vertelt een anekdote over een psychiater die door haar manager gevraagd werd haar doelstellingen op papier te zetten. "Zij was daardoor geschokt omdat haar doelstelling is: de patiënten verzorgen. Maar dat sloot niet aan bij het managementdenken van de manager, waar doelstellingen gekwantificeerd worden in aantal consultaties of aantal lege bedden." Managerialisme blinkt ook uit in hol taalgebruik. "Een van mijn stokpaardjes is het begrip 'continue verandering'", zegt Rosier. "We moeten zogezegd verandering omarmen. Men vergeet dat het overgrote deel van alle veranderingen in de industrie nutteloos zijn gebleken, en dat zelfs nooit getest is of ze iets nuttigs hebben teweeggebracht." Verandering gaat vaak samen met de komst van een nieuwe ceo die indruk wil maken op de raad van bestuur, stelt Rosier. "En dus komt er een veranderingsproces en duiken consultants op om dat te begeleiden. Als ik die consultants vraag of ze ooit na afloop terugkeren naar een onderneming om na te gaan of dat allemaal gewerkt heeft, is het antwoord meestal nee." Ergerlijk vindt Rosier managementtaal die zo hermetisch is dat ze eigenlijk niets betekent. Dergelijke taal is ook contraproductief, zo blijkt uit onderzoek. "Als de manier waarop het management of de directie communiceert met medewerkers niet kristalhelder is, dan ontstaat bij de werknemers het vermoeden dat er immorele zaken bezig zijn. Ik heb daar al met verschillende ceo's over gepraat: één van de belangrijke voorwaarden opdat zij vertrouwen zouden krijgen van hun werknemers, is dat ze hun managementtaal laten vallen en heldere taal gebruiken." Rosier besluit met een positieve gedachte, een uitspraak van een bevriende ceo die zijn bezorgdheid deelt: "Waar we naartoe moeten, is niet louter denken in termen van de daadkracht van een onderneming, maar van de draagkracht van de mensen. Dat is een buitengewoon goede manier om het probleem van managerialisme uit te leggen."