De geneeskunde is een harde stiel. Lange uren en een hoge werkdruk leiden tot hoge prevalentiecijfers van stress, burn-out en depressie. Daarnaast hebben artsen, en heb ik nu op m'n stage psychiatrie, het bedenkelijke voorrecht te mogen koteren in de donkerste gedachten die mensen elders soms angstvallig voor zichzelf houden, dat is niet altijd mals.

Als ik over m'n stage praat krijg ik vaak een antwoord in de trant van "amai, dat mag je niet mee naar huis nemen", en dat klopt. De hoeveelheid miserie die op de psychiatrie te vinden is, is moeilijk te evenaren. Voor mij is het dus belangrijk om op m'n pendelroute even te decompresseren. Dat doe ik vooral door te lezen en af en toe zelf wat te schrijven.

Het boek dat ik de laatste weken op de trein mee genomen heb, is "Roes", een bloemlezing over drank, drugs en zowat alles wat menselijk is. Het boek is gevuld met kortverhalen, kunst en essays van onder meer de recent overleden Nederlandse auteur Hafid Bouazza. Hij schrijft bijvoorbeeld dat "geluk" op zich niet kan bestaan, "het heeft, zoals alles bij de mens, een tegenhanger nodig, of een achtergrond.".

Misschien ontstaat een deel van de kunst die haar oorsprong vindt in de geneeskunde wel uit noodzaak?

In dat opzicht is de ontluikende relatie tussen kunst en de geneeskunde interessant. Kunsttherapie wordt erkend in zijn potentieel om depressieve klachten te verlichten, en met Antigone heeft UZ Gent een heilzaam theaterstuk neergezet, als ik de recensies erover mag geloven. Ook Artsenkrant heeft een mooie cultuursectie. De miserie, onmacht en pijn die (naast de schoonheid, uitdaging en complexiteit) onlosmakelijk verbonden zijn aan de zorg zouden wel eens een vruchtbare achtergrond kunnen zijn voor kunst, creativiteit en uiteindelijk ook geluk.

Wat de relatie tussen kunst en geneeskunde ook verklaart, we mogen ons er gelukkig mee prijzen. Immers, Baudelaire beval ons bijna tweehonderd jaar geleden al: "Wees altijd dronken", gelukkig laat hij ons nog de keuze: "aan wijn, aan poëzie of aan deugdzaamheid, net wat je wilt, maar bedrink je."

Als copingmechanisme kunnen die drie zeker tellen, liefst met een overwicht van de laatste twee. Misschien ontstaat een deel van de kunst die haar oorsprong vindt in de geneeskunde wel uit noodzaak?

De geneeskunde is een harde stiel. Lange uren en een hoge werkdruk leiden tot hoge prevalentiecijfers van stress, burn-out en depressie. Daarnaast hebben artsen, en heb ik nu op m'n stage psychiatrie, het bedenkelijke voorrecht te mogen koteren in de donkerste gedachten die mensen elders soms angstvallig voor zichzelf houden, dat is niet altijd mals.Als ik over m'n stage praat krijg ik vaak een antwoord in de trant van "amai, dat mag je niet mee naar huis nemen", en dat klopt. De hoeveelheid miserie die op de psychiatrie te vinden is, is moeilijk te evenaren. Voor mij is het dus belangrijk om op m'n pendelroute even te decompresseren. Dat doe ik vooral door te lezen en af en toe zelf wat te schrijven.Het boek dat ik de laatste weken op de trein mee genomen heb, is "Roes", een bloemlezing over drank, drugs en zowat alles wat menselijk is. Het boek is gevuld met kortverhalen, kunst en essays van onder meer de recent overleden Nederlandse auteur Hafid Bouazza. Hij schrijft bijvoorbeeld dat "geluk" op zich niet kan bestaan, "het heeft, zoals alles bij de mens, een tegenhanger nodig, of een achtergrond.". In dat opzicht is de ontluikende relatie tussen kunst en de geneeskunde interessant. Kunsttherapie wordt erkend in zijn potentieel om depressieve klachten te verlichten, en met Antigone heeft UZ Gent een heilzaam theaterstuk neergezet, als ik de recensies erover mag geloven. Ook Artsenkrant heeft een mooie cultuursectie. De miserie, onmacht en pijn die (naast de schoonheid, uitdaging en complexiteit) onlosmakelijk verbonden zijn aan de zorg zouden wel eens een vruchtbare achtergrond kunnen zijn voor kunst, creativiteit en uiteindelijk ook geluk.Wat de relatie tussen kunst en geneeskunde ook verklaart, we mogen ons er gelukkig mee prijzen. Immers, Baudelaire beval ons bijna tweehonderd jaar geleden al: "Wees altijd dronken", gelukkig laat hij ons nog de keuze: "aan wijn, aan poëzie of aan deugdzaamheid, net wat je wilt, maar bedrink je." Als copingmechanisme kunnen die drie zeker tellen, liefst met een overwicht van de laatste twee. Misschien ontstaat een deel van de kunst die haar oorsprong vindt in de geneeskunde wel uit noodzaak?