...

Het verslag van de eerste lezing leert wel dat er over de partijgrenzen heen toch nog heel wat meningsverschillen zijn.Eensgezindheid is er over de definitie van de patiënt als de persoon die gezondheidszorg ontvangt. Geen eensgezindheid is er over de toevoeging 'of wenst te ontvangen'. Die is noodzakelijk om het recht op vrije keuze als een patiëntenrecht te kwalificeren. Voor Gitta Vanderborght, partijgenote van minister Vandenbroucke 'mocht die definitie nog uitgebreid worden tot wie nog geen zorg krijgt maar wel zorg nodig heeft' (p. 20). Dat is dus niet gebeurd. De minister gaf de volgende verklaring: 'Zorgverleners, mensen uit ombudsdiensten en juristen raden dit af. De bevoegdheid van de minister gaat niet zover dat hij rechten kan definiëren voor mensen die zorg wensen te ontvangen. De uitbreiding van de scope zou via een samenwerkingsakkoord moeten gebeuren' (p.45).De bevoegdheid om bij Koninklijk Besluit de naleving van de wet uit te breiden tot personen die niet onder de Wet op de Uitoefening van de Gezondheidsberoepen (WUG) vallen, blijft voor discussie zorgen. Zo stelde Catherine Fonck (Les Engagés) 'dat studenten en stagiairs onder de draagwijdte van de wet moeten vallen. Dat is een kwestie van gezond verstand' (p.35). En niet enkel studenten en stagiairs maar 'alle actoren in de gezondheidszorg (curatief en preventief). Een maatschappelijk assistent in een medisch huis kan in een bepaald geval ook kennisnemen van het gedeeld medisch geheim. En daarom valt deze maatschappelijk assistent ook onder de wet betreffende de rechten van de patiënt' (p. 43). De minister wees erop dat een belangrijke beperking van het wetsontwerp te maken heeft met de federale bevoegdheden. 'Het federale niveau is niet bevoegd om bepalingen op te leggen aan maatschappelijk werkers of coaches. Het zou wel bevoegd kunnen zijn voor stagiairs die het gezondheidsberoep aanleren en prestaties leveren inzake gezondheidszorg.' (p. 33). Waarop mevrouw Fonck benadrukte 'dat de patiënt centraal staat, en niet de structuur van de federale Staat' (p.35).Het wetsontwerp behoudt de mogelijkheid om uitzonderlijk geen informatie mee te delen aan de patiënt mits tevoren een andere beroepsbeoefenaar werd geraadpleegd. Het amendement Fonck om deze verplichte raadpleging enkel te voorzien voor het geval helemaal geen informatie wordt gegeven en niet als slechts een deel wordt achtergehouden, keurde de Kamercommissie unaniem goed. De toepassing van de therapeutische exceptie wordt er op deze manier niet eenvoudiger op. Had men dit paternalistisch restant uit de oorspronkelijke wet niet beter in zijn geheel geschrapt? Een amendement van Kathleen Depoorter (N-VA) over de kennis van de taal van het taalgebied waar de praktijk van een gezondheidszorgbeoefenaar zich bevindt, werd verworpen. De minister stelde dat 'federaal niet kan opgelegd worden dat men de taal moet spreken van het taalgebied waar men woont (...) Hij betwijfelt of het amendement juridisch steekhoudt' (p.54). Het amendement betrof echter niet het spreken van de taal, maar de kennis ervan. En dat kan 'federaal' wel regelen, volgens de Raad van State.Lees verder: Wetsontwerp patiëntenrechten in tweede lezing goedgekeurd