...

U hebt ongeveer 20 jaar in de juridische wereld gewerkt. Een goede staat van dienst, misschien nog doorgroeimogelijkheden. Waarom hebt u die wereld verlaten?Een jaar of elf geleden las ik een interview met Jo Vandeurzen, op dat moment minister van Justitie (Jo Vandeurzen was minister van Justitie voor CD&V van december 2007 tot december 2008, nvdr). Wat mij opviel, was zijn gedegen kennis van en inzicht in de werking van de magistratuur. Later begreep ik dat zijn achtergrond als voormalig voorzitter van de raad van bestuur van het Ziekenhuis Oost-Limburg (ZOL), hem toeliet een aantal parallellen te trekken tussen beide werelden. Ergens ging er een lichtje branden, dat sindsdien zeg maar nooit meer is uitgedoofd (lacht). Toen een procureur-generaal in Nederland de overstap maakte naar leidinggevende functie in een ziekenhuis, werd mijn interesse opnieuw geprikkeld. Niet veel later raakte het nieuws bekend dat men een opvolger zocht voor Guy Buyens (voormalig algemeen directeur AZ Jan Portaels, nvdr). Ik besloot mijn kans te wagen -- niet zonder de nodige overpeinzingen, natuurlijk. Als magistraat was ik quasi benoemd voor het leven. Maar op de een of andere manier vond ik een dergelijke switch passen in mijn carrièrepad tot nu toe. Zo is mijn parcours binnen justitie ook altijd heel gevarieerd geweest en tot op zekere hoogte zelfs een beetje atypisch, omdat ik regelmatig van functie wisselde. Bovendien maakte ik een overstap van de ene maatschappelijk relevante sector naar een andere maatschappelijke relevante sector, ook dat deed voor mij het plaatje kloppen.En ziet u op de een of andere manier gelijkenissen tussen uw vorige job als procureur des Konings en uw huidige functie van ziekenhuisdirecteur?In principe is procureur des Konings een gezagsfunctie. Vanuit je kennis en achtergrond neem je beslissingen, waarop je delegeert. In mijn 4,5 jaar bij het parket ben ik daar van af proberen te stappen. Het is mijn geloof dat je veel meer bereikt door samen, met alle betrokken partijen, een traject af te leggen dan door unilateraal iets op te leggen. Dat laatste werkt mijns inziens contraproductief.Samen resultaten boeken en een organisatie op de kaart zetten kan natuurlijk alleen door in elkaar te investeren. Als eerste procureur van het nieuwe parket heb ik altijd gepoogd om met de korpschefs van politie, de lokale besturen, ... de dialoog aan te gaan, te luisteren naar hun inbreng en compromissen te sluiten waarin elke partij zich kon vinden. Die visie en houding wil ik graag doortrekken in mijn functie van algemeen directeur van dit ziekenhuis. Ook hier wil ik alle stakeholders - artsen, verpleegkundigen en ander zorgpersoneel, de ondersteunende diensten, ... -- zo goed mogelijk dienen zodat zij op hun beurt hun job op de best mogelijke manier kunnen uitoefenen.Vindt u dat een ziekenhuisdirecteur arts moet zijn?Als ik naar ons ziekenhuisnetwerk kijk, stel ik vast dat geen van de algemeen directeurs er arts is. Een arts als algemeen directeur van een ziekenhuis heeft zijn voor- en nadelen, denk ik. Enerzijds zal hij de sector vanuit zijn eigen opleiding en ervaringen voor een deel beter aanvoelen. Anderzijds is het belangrijk om bestuurservaring te hebben en kan iemand van buiten de sector als het ware een andere kijk 'binnenbrengen'. Noem het een kruisbestuiving.Zelf was ik de laatste acht jaar van mijn carrière binnen justitie directeur van het Centraal Orgaan voor de Inbeslagneming en Verbeurdverklaring (COIV) en later eerste procureur des Konings van het nieuwe parket Halle-Vilvoorde toegelegd. Ik heb dus het voorrecht gehad om een aantal complexe organisaties aan te sturen binnen justitie, wat mij vandaag van pas komt.Wat is uw visie op ons gezondheidszorgsysteem? Wat zijn de grote uitdagingen? Waar moeten we naartoe?In zoverre ik daar na zes maanden uitspraken over kan doen, lees en zie ik dat we wereldwijd stilaan naar andere vormen van ziekenhuizen evolueren, met een veel sterkere klemtoon op extramurale zorg. Ook de technologie gaat een alsmaar belangrijke rol spelen in het hele zorggebeuren - we kunnen ons vandaag nog niet ten volle inbeelden wat binnen tien jaar op technologisch vlak mogelijk zal zijn. Zeker is wel dat technologie een invloed zal hebben hoe ziekenhuizen functioneren, en op de rol die artsen daarin spelen.Een andere uitdaging voor zorginstellingen, is volgens mij de vraag hoe je nieuwe collega's kan aantrekken en aantrekkelijk blijft als werkgever, en niet onbelangrijk: hoe kan je medewerkers blijven motiveren tot hun 67e?In een artikel las ik dat u ziekenhuizen ziet als 'smart gezondheidshuizen'.Ik denk dat de focus meer op gezondheid moeten komen te liggen. Preventie is daar een belangrijk aspect van. 'Smart' omdat gezondheid en preventie mijns inziens inherent verbonden zijn aan technologie, we evolueren steeds meer naar het monitoren van allerhande parameters. Dit zal in de toekomst veelal vanop afstand gebeuren.Technologie is een van de klemtonen die u in uw beleid wil leggen?Technologie, innovatie, ... maar ook efficiëntie. "Hier wordt hard gewerkt", zei een verpleegkundige me toen ik pas begon. Uiteraard moeten we met zijn allen hard werken. Tegelijk moeten we streven naar efficiëntiewinsten. Vanuit de overtuiging dat we op een spaarzame manier moeten omgaan met de gemeenschapsmiddelen die ons zijn toegekend.Daarnaast is een prioriteit voor mij de positie van de patiënt. De patiënt centraal, klinkt het steeds, maar klopt dat ook? Ik denk dat we daar zeker nog aan kunnen werken. Een patiënt gaat niet naar het ziekenhuis voor het professionalisme van de zorgverleners, hij gaat ervan uit dat iedereen professioneel tewerk gaat. Hij is op zoek naar die uitzonderlijke patient experience. Daarom is het ook zo belangrijk om achteraf te bevragen hoe hij zijn verblijf heeft ervaren: op welke problemen is hij gestuit? Wat zijn volgens hem verbeterpunten? Enzovoort. Liefst bevraag je dit in een setting buiten het ziekenhuis waarin de patiënt zich comfortabel voelt, en de kans groot is dat hij eerlijk en open zal antwoorden.Tot slot, hoe ziet u de verdere ontwikkeling van het Briant-zorgnetwerk met AZ Sint-Maarten; Imeldaziekenhuis en H.-Hartziekenhuis Lier?In een artikel las ik dat netwerken mogelijk slechts een tussenstation zijn op de weg naar fusies. De toekomst zal uitwijzen of dit klopt. Alles centraliseren en 'naar boven trekken' kan voordelen hebben, maar ook nadelen. Wat op het eerste zicht een besparing lijkt, is het daarom niet per se.Zelf geloof ik sterk in een model waarbij partijen samenwerken in een groter geheel, maar met ruimte voor lokale autonomie en ondernemerschap. Zoiets bereik je alleen door de verschillende spelers een zekere autonomie en flexibiliteit toe te kennen. Het is mijn ervaring dat kleinere organisaties doorgaans slagkrachtiger zijn. Zo kom ik uit een grote organisatie waar een vorm van defusie is gebeurd, met als gevolg dat elke entiteit na afloop nog slechts een derde of een vierde was van het oorspronkelijke geheel. Maar dat werkte en we behaalden mooie resultaten , net omwille van die flexibiliteit en de nabijheid van de gemeenschap die we dienden.Hoe ik de samenwerking in dat groter geheel zie? Ik denk dan in de eerste plaats aan opleidingstrajecten, ICT, ... Samenwerking is nodig, om een band te creëren tussen ziekenhuizen. Ik ben er dan ook rotsvast van overtuigd dat we op termijn tot een goede verdeling van het zorgaanbod zullen komen. Hierbij zal men evenwel ten volle moeten inzetten op de dialoog met de artsen om tot een gedragen verdeling te komen.