...

Wat ondertussen vaststaat, is dat de perinatale uitkomst van eenlingen geboren na hulp met de voortplanting slechter is dan die van eenlingen na een natuurlijke conceptie. Zwangerschappen met kinderen geboren na voortplantingstechnieken eindigen vaker preterm en met een lager geboortegewicht. Omdat deze beide factoren gelinkt worden aan een afwijkende neurologische ontwikkeling, ontstond de noodzaak om deze kinderen op dat vlak zorgvuldig op te volgen. Er bestaat tot nu toe nog geen consensus over de vraag of deze kinderen inderdaad een verhoogd risico lopen op een afwijkende neurologische ontwikkeling. Deze studie zorgt alvast voor een deel van het antwoord. Neuromotorisch gelijkMiddelburg bestudeerde enkel eenlingen tot twee jaar oud, en deed dat met behulp van gestandaardiseerde, leeftijdsspecifieke neurologische testen. Daarbij worden fijne en grove motoriek, visuomotor- en sensorimotorfuncties en/of postuur en spiertonus bekeken. De auteur wou een idee krijgen van de vloeiendheid van bewegingen, daar minder vloeiend verlopende bewegingen of afwijkende bewegingspatronen een teken van minimale wijzigingen in de neuromotore ontwikkeling kunnen zijn, zo stelt ze. Haar resultaten toonden geen nadelige effecten op de kwaliteit van gegeneraliseerde bewegingen en op het vloeiend verloop van bewegingen, noch door de ovariële stimulatie met follikel stimulerend hormoon, bedoeld om de kans op zwangerschap te verhogen, noch door de ivf-procedure zelf. Kortom: de neuromotore ontwikkeling van ivf-kinderen verloopt normaal. Opvallend was wel dat eenlingen van subfertiele ouders het iets slechter stelden dan eenlingen in de controlegroepen: ze vertoonden vaker licht afwijkende bewegingen. De auteur merkt op dat dit waarschijnlijk eerder te wijten is aan de subfertiliteit dan aan de gebruikte voortplantingstechniek; een hypothese die ook bij andere studies als de meest waarschijnlijke naar voor wordt geschoven. Verder werd reeds in eerder onderzoek gemeld dat er bij deze groep vaker sprake is van obstetrische complicaties en een slechtere perinatale uitkomst. Zelfde gedragVerder vond Middelburg nog dat de neurologische conditie van tweejarigen geboren na voortplantingstechnieken vergelijkbaar was met die van kinderen na een natuurlijke conceptie. Subfertiliteit zou in deze geen invloed hebben op een slechtere neurologische uitkomst.Tot tweejarige leeftijd zou ook de cognitie, psychomotore ontwikkeling of het gedrag geen verschillen vertonen tussen beide groepen. Uitgezonderd, opnieuw, de kinderen van subfertiele paren die hoger scoorden op angstig of depressief gedrag. Hoewel deze onderzoeken enigszins gerustellend zijn, mag niet vergeten worden dat er nog stoornissen op latere leeftijd kunnen ontstaan, zoals dyslexie of stoornissen in de fijne motoriek. Vroege tekenen dat er iets fout loopt kunnen dus gemist worden als het gedrag en/of bewegingen van tweejarigen worden geobserveerd en geëvalueerd. Bovendien werd het onderzoek enkel verricht met eenlingen, terwijl vooral de meerlingzwangerschappen problematisch zijn bij ivf/icsi door een verhoogd risico op vroeggeboorte en een laag geboortegewicht. Dus een goed nieuws show mits aan alle voorwaarden is voldaan. Oppassen met pgsMiddelburgs onderzoek bracht wel een mogelijk probleem te berde met het gebruik van pre-implantatie genetische screening (pgs) om chromosomale afwijkingen op te sporen. Bij deze procedure wordt een biopsie afgenomen van een embryo dat werd bekomen middels ivf. Daarvoor wordt een punctie gemaakt in de zona pellucida en worden één of twee blastomeren geaspireerd. Uit haar onderzoek blijkt dat tweejarige kinderen geboren na ivf met pgs een net iets minder gunstige neurologische ontwikkeling vertonen. En dat kan zich mogelijk op langere termijn ook doorzetten. Middelburg raadt daarom aan om de veiligheid van de techniek grondig te evalueren alvorens deze op grote schaal toe te passen.